ECLI:NL:CRVB:2023:1061
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake ingangsdatum Wajong-uitkering en nieuw gebleken feiten
In deze zaak gaat het om de vaststelling van de ingangsdatum van een Wajong-uitkering voor appellant, die eerder een uitkering op grond van de Algemene Arbeidsongeschiktheidswet (AAW) ontving. Appellant heeft in het verleden meerdere aanvragen ingediend om een Wajong-uitkering, maar deze zijn door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) afgewezen op basis van het ontbreken van nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden. De rechtbank Noord-Nederland heeft in een eerdere uitspraak het beroep van appellant tegen een besluit van het Uwv ongegrond verklaard. Appellant is het niet eens met deze uitspraak en heeft hoger beroep ingesteld.
De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak beoordeeld en geconcludeerd dat de door appellant ingebrachte medische informatie niet kan worden aangemerkt als nieuw gebleken feit of veranderde omstandigheid. De Raad oordeelt dat het Uwv terecht heeft vastgesteld dat de ingangsdatum van de Wajong-uitkering aansluit bij de aanvraag van 8 mei 2018, en niet bij de aanvraag van 4 april 2019. De Raad bevestigt dat er geen aanleiding is om de eerdere besluiten van het Uwv te herzien, omdat appellant in 1994 al op de hoogte was van zijn visuele beperkingen en deze informatie niet als nieuw kan worden aangemerkt.
De Raad komt tot de conclusie dat het hoger beroep van appellant niet slaagt en bevestigt de aangevallen uitspraak van de rechtbank. De Raad oordeelt dat het Uwv een zorgvuldige belangenafweging heeft gemaakt en dat er geen sprake is van evident onredelijke gevolgen voor appellant. De uitspraak is gedaan in het openbaar op 7 juni 2023.