In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 21 april 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep over de aanspraak op compensatie van een appellante die na haar terugkeer naar Marokko geen recht meer had op kindgebonden budget. De appellante, die sinds oktober 2014 een nabestaandenuitkering ontving, had in 2017 tijdelijk in Nederland gewoond, maar verloor haar recht op kinderbijslag en kindgebonden budget na haar terugkeer naar Marokko. De Raad oordeelde dat de Sociale verzekeringsbank (Svb) op goede gronden de aanspraak op compensatie niet heeft laten herleven. De Raad stelde vast dat appellante na haar terugkeer niet meer in dezelfde situatie verkeerde als voor haar vertrek naar Nederland, en dat er geen sprake was van verboden discriminatie. De Raad verwees naar eerdere uitspraken en concludeerde dat de Svb de compensatie terecht had beëindigd. Daarnaast werd een verzoek om schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn toegewezen, waarbij de Svb en de Staat der Nederlanden gezamenlijk verantwoordelijk werden gehouden voor de schadevergoeding. De totale schadevergoeding werd vastgesteld op € 3.000,-, waarvan € 2.230,- voor de Svb en € 770,- voor de Staat.