ECLI:NL:CRVB:2022:928
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Herziening en terugvordering van bijstand met betrekking tot kasstortingen en gokaccounts
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 19 april 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep over de herziening en terugvordering van bijstand aan appellant, die sinds 10 juni 2011 bijstand ontving op basis van de Participatiewet (PW). De aanleiding voor het onderzoek naar de rechtmatigheid van de bijstand was een melding dat de broer van appellant zich op zijn adres had ingeschreven. Uit het onderzoek bleek dat appellant in de periode van 1 mei 2015 tot en met 1 oktober 2017 diverse kasstortingen en bijschrijvingen op zijn bankrekening had ontvangen, waarvan hij geen melding had gemaakt bij het college van burgemeester en wethouders van Zuidplas. Het college heeft daarop besloten de bijstand van appellant te herzien en de teveel gemaakte kosten van bijstand terug te vorderen, alsook een boete op te leggen wegens het schenden van de inlichtingenverplichting.
Appellant heeft in hoger beroep betoogd dat de kasstortingen en bijschrijvingen niet als middelen moeten worden aangemerkt, omdat deze in hoogte varieerden en niet op vaste tijdstippen plaatsvonden. De Raad heeft echter geoordeeld dat kasstortingen, ongeacht hun hoogte of frequentie, als inkomen moeten worden aangemerkt indien zij een relevant bedrag en terugkerend karakter hebben. Appellant heeft geen controleerbare gegevens van zijn gokaccounts overgelegd, waardoor er geen inzicht is in de geldstromen. De Raad heeft de beslissing van de rechtbank bevestigd, die het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond had verklaard.
Wat betreft de opgelegde boete heeft de Raad overwogen dat appellant de inlichtingenverplichting heeft geschonden en dat het college verplicht was een boete op te leggen. Appellant heeft geen dringende redenen kunnen aanvoeren om van de boete af te zien. De Raad heeft geconcludeerd dat de boete evenredig is aan de ernst van de overtreding en de mate van verwijtbaarheid. De uitspraak van de rechtbank is bevestigd, en er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.