ECLI:NL:CRVB:2022:917
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- J.T.H. Zimmerman
- K.H. Sanders
- R.W.L. Koopmans
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake aanstelling ambtenaar en proeftijdaanstelling
Op 21 april 2022 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in een hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Rotterdam. De zaak betreft de aanstelling van appellante als ambtenaar bij de gemeente Rotterdam. Appellante was van 1 februari 2015 tot 1 juni 2016 werkzaam via een uitzendbureau en had daarna een tijdelijke aanstelling van 1 januari 2018 tot 1 januari 2019. Het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam heeft appellante op 12 november 2018 meegedeeld dat zij geen vaste aanstelling zou krijgen, wat leidde tot bezwaar van appellante. De rechtbank heeft het bezwaar gegrond verklaard, maar de Centrale Raad van Beroep heeft deze uitspraak bevestigd.
De Raad overweegt dat de Ambtenarenwet 2017 van toepassing is en dat de aanstelling van appellante voor bepaalde tijd was, zonder dat sprake was van een proeftijdaanstelling. De Raad concludeert dat het college niet verplicht was om de aanstelling te verlengen en dat het besluit om de aanstelling niet voort te zetten niet in strijd is met het geschreven of ongeschreven recht. De Raad bevestigt de eerdere uitspraak van de rechtbank en wijst de beroepsgronden van appellante af, omdat deze niet kunnen leiden tot een andere conclusie.
De uitspraak benadrukt het belang van duidelijke aanstellingsbesluiten en de voorwaarden waaronder tijdelijke aanstellingen kunnen worden beëindigd. De Raad komt tot de conclusie dat de intenties van partijen, zoals die blijken uit de gedingstukken, niet wijzen op een proeftijdaanstelling, en dat appellante niet kan terugvallen op het vertrouwensbeginsel.