Uitspraak
21.3826 AW
OVERWEGINGEN
BESLISSING
- bevestigt de aangevallen uitspraak;
- wijst het verzoek om veroordeling tot vergoeding van schade af.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 21 april 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland. De appellant, werkzaam bij een werkgever, was sinds 2006 in dienst en had een verstoorde arbeidsrelatie met zijn directeur. Na twee detacheringen en mislukte onderhandelingen over een vertrekregeling, verleende de raad van bestuur aan de appellant eervol ontslag op andere gronden per 1 december 2019. De appellant was het niet eens met dit ontslag en stelde dat er nog mogelijkheden tot herplaatsing waren en dat de raad van bestuur onvoldoende inspanningen had geleverd om hem te herplaatsen.
De Raad oordeelde dat er sprake was van een impasse in de arbeidsrelatie, waardoor voortzetting van het dienstverband niet redelijkerwijs van de raad van bestuur kon worden verlangd. De Raad bevestigde dat de ontslaggrond van artikel 12.12 van de CAO van toepassing was en dat de raad van bestuur bevoegd was om het ontslag te verlenen zonder een ontslagvergoeding toe te kennen. De argumenten van de appellant werden niet gevolgd, en het hoger beroep werd afgewezen. De Raad concludeerde dat de raad van bestuur geen overwegend aandeel had in de ontstane impasse, en dat de beslissing om geen ontslagvergoeding toe te kennen redelijk was.