ECLI:NL:CRVB:2022:854

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
7 april 2022
Publicatiedatum
25 april 2022
Zaaknummer
21/2072 AW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om herziening en rectificatie van eerdere uitspraak inzake disciplinaire straf van ontslag

In deze zaak heeft verzoekster een verzoek om herziening en rectificatie ingediend met betrekking tot een eerdere uitspraak van de Centrale Raad van Beroep. Verzoekster stelde dat zij in augustus 2018 ontdekte dat twee e-mailberichten van haar leidinggevende, gedateerd op 9 maart 2015 en 3 juni 2015, ontbraken in haar dossier, evenals een brief van 14 juni 2018. Dit leidde tot de conclusie dat zij niet tijdig had gereageerd op een eerder ingediend bezwaarschrift bij de Belastingdienst. Ondanks dat verzoekster pas op 29 januari 2021 duidelijkheid kreeg over haar situatie, diende zij pas op 9 maart 2021 haar herzieningsverzoek in. De Raad oordeelde dat verzoekster meer dan twee jaar had gewacht met het indienen van het verzoek, wat als onredelijk laat werd beschouwd. Het feit dat verzoekster geen juriste is, werd niet als verzachtende omstandigheid gezien. Daarom werd het verzoek om herziening niet-ontvankelijk verklaard. Daarnaast werd het verzoek om rectificatie van de eerdere uitspraak van 4 mei 2017 afgewezen. De uitspraak werd gedaan door A. van Gijzen, met B.H.B. Verheul als griffier, en vond plaats op 7 april 2022.

Uitspraak

21.2072 AW

Datum uitspraak: 7 april 2022
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het verzoek om herziening van de uitspraak van de Raad van 4 mei 2017, 16/3923 AW
Partijen:
[verzoekster] te [woonplaats] (verzoekster)
de Staatssecretaris van Financiën (staatssecretaris)
PROCESVERLOOP
Verzoekster heeft een verzoek om herziening ingediend en een verzoek om rectificatie.
De staatssecretaris heeft een verweerschrift ingediend.
Verzoekster heeft nadere stukken ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 24 februari 2022. Verzoekster is verschenen. De staatssecretaris heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. M.J. Populiers en mr. G.E.C. van Brenk.

OVERWEGINGEN

1. Bij besluit van 4 augustus 2015, na bezwaar gehandhaafd bij besluit van 14 december 2015 heeft de staatssecretaris verzoekster met ingang van 6 augustus 2015 de disciplinaire straf van ontslag opgelegd. Bij uitspraak van 26 april 2016 heeft de rechtbank het beroep tegen het besluit van 14 december 2015 ongegrond verklaard. Bij de uitspraak van 4 mei 2017, ECLI:NL:CRVB:2017:1670, waarvan herziening wordt gevraagd, heeft de Raad deze uitspraak bevestigd.
2. Verzoekster heeft aan haar verzoek om herziening ten grondslag gelegd dat zij er in augustus 2018 achter is gekomen dat twee e-mailberichten van haar leidinggevende van 9 maart 2015 en 3 juni 2015 ontbraken in het dossier. Verder heeft verzoekster gewezen op een brief van de personeelsadviseur van 14 juni 2018. Volgens verzoekster zou deze informatie tot een andere uitspraak hebben geleid.
3. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
3.1.
Ingevolge artikel 8:119, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan de Raad op verzoek van een partij een onherroepelijk geworden uitspraak herzien op grond van feiten en omstandigheden die:
a. hebben plaatsgevonden vóór de uitspraak;
b. de indiener van het verzoekschrift vóór de uitspraak niet bekend waren en redelijkerwijs niet bekend konden zijn, en
c. waren zij bij de Raad eerder bekend geweest, tot een andere uitspraak zouden hebben kunnen leiden.
3.2.
Gelet op de uitspraken van de Raad van 20 maart 2015, ECLI:NL:CRVB:2015:1055, en van 21 november 2017, ECLI:NL:CRVB:2017:4060, moet in het belang van de rechtseenheid voorop worden gesteld, dat van degene die om herziening vraagt van een uitspraak mag worden verlangd dat hij niet onredelijk lang wacht met de indiening van dat verzoek. Een onredelijk laat ingediend herzieningsverzoek moet niet-ontvankelijk worden verklaard.
3.3.
Een verzoek om herziening wordt in de regel geacht onredelijk laat te zijn ingediend, indien het verzoek is ingediend meer dan een jaar nadat de indiener bekend is geworden met de daarin gestelde nieuwe feiten en omstandigheden (nova) dan wel, indien geen nova zijn gesteld, als het is ingediend meer dan een jaar na de datum van openbaarmaking van de uitspraak waarvan herziening wordt verzocht.
3.4.
De hiervoor in 3.3 geformuleerde regel geldt niet voor het indienen van een verzoek om herziening van een uitspraak over een bestuurlijke boete. Een dergelijk verzoek is niet aan termijn van één jaar gebonden.
3.5.
In deze zaak, die geen betrekking heeft op een uitspraak over een bestuurlijke boete, heeft verzoekster gesteld dat zij in augustus 2018 bekend is geworden met (het ontbreken van) de e-mailberichten van 9 maart 2015 en 3 juni 2015 en de brief van 14 juni 2018. Verzoekster heeft gesteld dat zij eerst nog heeft onderzocht waarom zij nog geen reactie had gekregen op een door haar ingediend bezwaarschrift van 24 maart 2015 bij de Belastingdienst en het belangrijk vond om daar eerst duidelijkheid over te verkrijgen. Op 29 januari 2021 heeft verzoekster die duidelijkheid gekregen, waarna zij op 9 maart 2021 het herzieningsverzoek heeft ingediend. Dit neemt niet weg dat verzoekster meer dan twee jaar heeft gewacht met het indienen van het herzieningsverzoek nadat zij met de gestelde nieuwe feiten bekend is geworden. Dit betekent dat het verzoek om herziening onredelijk laat is ingediend. Dat verzoekster geen juriste is, kan hieraan niet afdoen. Daarom zal het verzoek om herziening niet-ontvankelijk worden verklaard.
4. Het verzoek van verzoekster om rectificatie van de uitspraak van 4 mei 2017 is afgewezen. Hiervan is verzoekster heden apart in kennis gesteld.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep verklaart het verzoek niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door A. van Gijzen, in tegenwoordigheid van B.H.B. Verheul als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 7 april 2022.
(getekend) A. van Gijzen
(getekend) B.H.B Verheul