ECLI:NL:CRVB:2022:854
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Verzoek om herziening en rectificatie van eerdere uitspraak inzake disciplinaire straf van ontslag
In deze zaak heeft verzoekster een verzoek om herziening en rectificatie ingediend met betrekking tot een eerdere uitspraak van de Centrale Raad van Beroep. Verzoekster stelde dat zij in augustus 2018 ontdekte dat twee e-mailberichten van haar leidinggevende, gedateerd op 9 maart 2015 en 3 juni 2015, ontbraken in haar dossier, evenals een brief van 14 juni 2018. Dit leidde tot de conclusie dat zij niet tijdig had gereageerd op een eerder ingediend bezwaarschrift bij de Belastingdienst. Ondanks dat verzoekster pas op 29 januari 2021 duidelijkheid kreeg over haar situatie, diende zij pas op 9 maart 2021 haar herzieningsverzoek in. De Raad oordeelde dat verzoekster meer dan twee jaar had gewacht met het indienen van het verzoek, wat als onredelijk laat werd beschouwd. Het feit dat verzoekster geen juriste is, werd niet als verzachtende omstandigheid gezien. Daarom werd het verzoek om herziening niet-ontvankelijk verklaard. Daarnaast werd het verzoek om rectificatie van de eerdere uitspraak van 4 mei 2017 afgewezen. De uitspraak werd gedaan door A. van Gijzen, met B.H.B. Verheul als griffier, en vond plaats op 7 april 2022.