ECLI:NL:CRVB:2022:819
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Verlaging van bijstand bij tekortschietend besef van verantwoordelijkheid voor de voorziening in het bestaan
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 29 maart 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een beslissing van de rechtbank Gelderland. De appellant, zonder vaste woon- of verblijfplaats, had een aanvraag om bijstand ingediend op basis van de Participatiewet (PW). Het college van burgemeester en wethouders van Arnhem had de bijstand bij wijze van maatregel met 100% verlaagd voor de duur van twee maanden, omdat de appellant een tekortschietend besef van verantwoordelijkheid voor de voorziening in het bestaan had getoond. De Raad oordeelde dat de verplichting om te voorkomen dat een beroep op bijstand moet worden gedaan, al geldt voordat de aanvraag voor bijstand wordt ingediend. De appellant had drie tijdelijke dienstverbanden gehad, maar had ervoor gekozen geen vast dienstverband aan te nemen, wat leidde tot zijn aanvraag voor bijstand. De Raad bevestigde dat het college terecht had geoordeeld dat de appellant een tekortschietend besef van verantwoordelijkheid had getoond, omdat hij de noodzaak om zijn werk te behouden had kunnen vermijden. De rechtbank had het beroep van de appellant tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard, en de Raad bevestigde deze uitspraak. De beslissing van de Raad houdt in dat de appellant verantwoordelijk is voor zijn keuze om geen vast dienstverband aan te nemen, wat heeft geleid tot zijn beroep op bijstand.