Uitspraak
21.1968 AW
OVERWEGINGEN
[functie] en appellant.
[functie] bij het [ plaats 1] zou bijdragen aan het verminderen van de zogeheten wachtkamerproblematiek bij de douane. Dit betreft medewerkers die de taken verrichten van senior [functie] en over de daarvoor vereiste beroepskwalificaties beschikken maar nog niet zijn aangesteld als senior [functie] . Appellant heeft erop gewezen dat hij zich sinds 2001 in de “wachtkamer” bevindt en dat de staatssecretaris ten onrechte niet heeft geprobeerd om hiervoor een oplossing te vinden. Wat daar verder van zij, volgt uit deze omstandigheid geen verplichting voor de staatssecretaris om appellant aan te stellen in de functie van senior [functie] bij het DRB.
bij het [ plaats 1] wordt verwacht dat hij ten minste drie á vier dagen per week op de werkvloer aanwezig moet zijn voor het begeleiden van ‘junioren’ en het verder opbouwen van de locatie overstijgende afdeling. Daarin heeft de senior [functie] met name een ondersteunende rol. Daarom wordt van de senior [functie] een grote mate van aanwezigheid verlangd. Aan appellant is gevraagd of hij verhuisplannen had. Die had hij niet. De manager toezicht klantmanagement heeft gezegd dat zij met de directie van het [ plaats 1] in gesprek zou gaan over de reistijd van appellant maar dat het wat haar betreft op basis van reistijd een ‘no go’ zou zijn. Gelet hierop heeft appellant aan het ‘klikgesprek’ niet het gerechtvaardigd vertrouwen kunnen ontlenen dat hij vrijwel zeker in aanmerking zou worden gebracht voor de functie van senior [functie] .