ECLI:NL:CRVB:2022:73
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake bijstandsverlening en geldigheid van verklaringen afgelegd aan sociaal rechercheur
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland, waarin het beroep van appellant tegen een bestreden besluit ongegrond werd verklaard. Appellant ontving sinds 22 november 2014 bijstand op basis van de Participatiewet. Naar aanleiding van een melding dat er meerdere personen op zijn adres geregistreerd stonden, heeft een sociaal rechercheur van de gemeente Almere een onderzoek ingesteld naar zijn recht op bijstand. Tijdens dit onderzoek zijn er bankafschriften van appellant bekeken, waaruit bleek dat hij regelmatig pinbetalingen bij gokinstellingen deed.
Op 1 juni 2017 heeft de sociaal rechercheur appellant geconfronteerd met deze betalingen. Appellant heeft in een verklaring, die hij ondertekend heeft, aangegeven dat hij een gokprobleem heeft. Hij heeft verklaard dat hij wel eens wint, maar vaker verliest. De rechtbank heeft in de eerdere uitspraak geoordeeld dat appellant niet aannemelijk heeft gemaakt dat er bijzondere omstandigheden zijn die maken dat hij niet aan zijn verklaringen gehouden kan worden. Appellant heeft in hoger beroep aangevoerd dat hij op 2 juni 2017 geen verklaring heeft afgelegd en dat hij op 1 juni 2017 zijn handtekening op een blanco scherm heeft gezet zonder dat de tekst van de verklaring aan hem is voorgelezen.
De Centrale Raad van Beroep heeft in zijn uitspraak bevestigd dat appellant aan zijn verklaringen kan worden gehouden. De Raad oordeelt dat appellant niet voldoende heeft onderbouwd dat er bijzondere omstandigheden zijn die van de gebruikelijke rechtsgeldigheid van de verklaringen afwijken. De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd, en er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.