Uitspraak
21.2304 WIA
OVERWEGINGEN
re-integratie-inspanningen van de werkgever waar appellante als voedingsassistente heeft gewerkt. Bij besluit van 23 maart 2018 heeft het Uwv de loondoorbetalingsverplichting van deze werkgever tegenover appellante met maximaal 52 weken verlengd. In het kader van haar WIA-aanvraag heeft appellante het spreekuur bezocht van een verzekeringsarts. Deze arts heeft vastgesteld dat appellante belastbaar is met inachtneming van de beperkingen die zij heeft neergelegd in een Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) van 19 maart 2019. Een arbeidsdeskundige heeft vastgesteld dat appellante niet meer geschikt is voor het laatstelijk verrichte werk en heeft vervolgens functies geselecteerd en op basis van de drie functies met de hoogste lonen de mate van arbeidsongeschiktheid berekend. Bij besluit van 12 april 2019 heeft het Uwv geweigerd aan appellante met ingang van 30 april 2019 een WIA-uitkering toe te kennen, omdat zij met ingang van die datum minder dan 35% arbeidsongeschikt is. Het bezwaar van appellante tegen dit besluit heeft het Uwv bij besluit van 26 juni 2020 (bestreden besluit) ongegrond verklaard. Aan het bestreden besluit liggen rapporten van 6 april 2020 van een verzekeringsarts bezwaar en beroep en van 23 juni 2020 van een arbeidsdeskundige bezwaar en beroep ten grondslag.
re-integratiemogelijkheden in kaart te brengen en dus een ander doel dient dan de bepaling van de mate van arbeidsongeschiktheid in het kader van de WIA. Verder heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep in het rapport van 5 september 2020 terecht opgemerkt dat het inzetbaarheidsprofiel geen onderbouwing bevat. Appellante heeft geen, althans onvoldoende, medische informatie overgelegd waaruit blijkt van aanknopingspunten voor twijfel aan de volledigheid en juistheid van de medische rapporten die ten grondslag liggen aan het bestreden besluit. Over de Belgische beoordeling overweegt de rechtbank dat het op de weg lag van appellante om zo nodig de keuringsrapporten van de Belgische artsen te overleggen. Uitgaande van de juistheid van de FML van 19 maart 2019, is de rechtbank niet gebleken dat appellante de werkzaamheden die horen bij de door de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep in het rapport van 23 juni 2020 genoemde functies niet zou kunnen vervullen. Daarbij is ook van belang dat per functie bij signaleringen en mogelijke overschrijdingen is toegelicht waarom de medische belastbaarheid van appellante in die functie niet wordt overschreden. In het rapport van 11 september 2020 heeft de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep zeer uitgebreid en naar het oordeel van de rechtbank voldoende duidelijk en inzichtelijk de beroepsgronden weerlegd.