ECLI:NL:CRVB:2022:714
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beëindiging van ZW-uitkering na zorgvuldig medisch onderzoek door Uwv
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 24 maart 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep over de beëindiging van de ZW-uitkering van appellant. Appellant, die eerder als winkelmedewerker werkte, had zich op 27 juni 2019 ziekgemeld met psychische klachten. Het Uwv kende hem een ZW-uitkering toe, maar beëindigde deze per 18 oktober 2019 op basis van een verzekeringsarts die oordeelde dat appellant weer geschikt was voor zijn werk. Appellant ging in beroep tegen deze beslissing, maar de rechtbank verklaarde zijn beroep ongegrond, waarbij zij het medisch onderzoek door het Uwv als zorgvuldig beschouwde.
In hoger beroep voerde appellant aan dat zijn uitkering ten onrechte was beëindigd, omdat hij op de datum in geding minder belastbaar was dan het Uwv had aangenomen. Hij bracht informatie in van het Elisabeth-Tweesteden Ziekenhuis ter ondersteuning van zijn standpunt. De Raad oordeelde echter dat de rechtbank terecht had geoordeeld dat er geen ernstige psychopathologie was vastgesteld en dat de informatie van het ziekenhuis al in de eerdere beoordeling was meegenomen. De Raad bevestigde dat het enkele feit dat de artsen in dienst zijn van het Uwv geen reden is om hun oordeel in twijfel te trekken.
De Raad concludeerde dat appellant geen gronden had aangevoerd die tot een ander oordeel konden leiden en dat er geen sprake was van een ongelijke procespositie. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en er werd geen veroordeling in proceskosten uitgesproken.