ECLI:NL:CRVB:2022:673
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling arbeidsongeschiktheid en WIA-uitkering na medisch onderzoek door Uwv
In deze zaak gaat het om de beoordeling van de arbeidsongeschiktheid van appellante door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) in het kader van de Wet WIA. Appellante heeft in hoger beroep aangevoerd dat het Uwv de mate van haar arbeidsongeschiktheid ten onrechte heeft vastgesteld op minder dan 35% en dat zij daarom recht heeft op een WIA-uitkering. De Centrale Raad van Beroep heeft de uitspraak van de rechtbank Den Haag bevestigd, waarin werd geoordeeld dat het medisch onderzoek door het Uwv zorgvuldig is uitgevoerd. De rechtbank heeft vastgesteld dat appellante geen nieuwe medische gegevens heeft overgelegd die haar standpunt onderbouwen. De Raad heeft de argumenten van appellante, die in essentie een herhaling zijn van eerdere beroepsgronden, niet overtuigend geacht. Het verzoek van appellante om een onafhankelijk medisch deskundige te benoemen is afgewezen, omdat er geen twijfel bestaat aan de juistheid van de medische beoordeling door het Uwv. De Raad heeft ook geoordeeld dat de geselecteerde functies voor appellante medisch geschikt zijn, ondanks haar aangevoerde beperkingen. De uitspraak van de rechtbank wordt volledig onderschreven, en het hoger beroep van appellante wordt verworpen.