ECLI:NL:CRVB:2022:66
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beëindiging van ZW-uitkering op basis van medische en arbeidskundige beoordeling
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 6 januari 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Oost-Brabant. Appellante, die als schoonmaakster werkte, had zich op 5 oktober 2017 ziek gemeld met handklachten en later ook rugklachten en alcoholmisbruik. Het Uwv had vastgesteld dat appellante met ingang van 30 november 2018 geen recht meer had op ziekengeld, omdat zij meer dan 65% van haar maatmaninkomen kon verdienen. Appellante was het niet eens met deze beslissing en stelde dat het Uwv onvoldoende rekening had gehouden met haar klachten.
De rechtbank had het beroep van appellante tegen het besluit van het Uwv ongegrond verklaard, waarbij werd geoordeeld dat het medisch onderzoek door het Uwv zorgvuldig was uitgevoerd. Appellante herhaalde in hoger beroep haar standpunten, maar de Raad oordeelde dat de rechtbank terecht had geoordeeld dat het Uwv de belastbaarheid van appellante correct had ingeschat. De Raad bevestigde dat een verslaving aan alcohol op zich niet als ziekte of gebrek wordt aangemerkt, tenzij er uit die verslaving gebreken voortvloeien of indien deze noodzaakt tot klinische opname of behandeling.
De Raad concludeerde dat er geen aanleiding was om aan de conclusies van de verzekeringsartsen te twijfelen en dat de geselecteerde functies in medisch opzicht geschikt waren voor appellante. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en het hoger beroep van appellante werd afgewezen.