Uitspraak
20.2206 ANW
OVERWEGINGEN
BESLISSING
- veroordeelt de Svb in de proceskosten van appellante tot een bedrag van € 1.707,75;
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 17 maart 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep over de toekenning van een nabestaandenuitkering aan appellante, die in Marokko woont. De Raad heeft vastgesteld dat de Sociale verzekeringsbank (Svb) ten onrechte de verkeerde zoon van appellante als toeslagpartner heeft aangemerkt. Dit leidde tot een onjuist besluit, dat niet deugdelijk gemotiveerd was volgens artikel 7:12 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De Raad heeft dit gebrek gepasseerd, omdat het aannemelijk is dat appellante hierdoor niet is benadeeld. De Raad heeft ook overwogen dat de overschrijding van de redelijke termijn in deze procedure volledig aan de Svb kan worden toegerekend, wat resulteert in een schadevergoeding van € 2.230,- voor de Svb en € 770,- voor de Staat der Nederlanden. De proceskosten zijn eveneens voor de Svb en de Staat, waarbij de totale kosten voor appellante zijn begroot op € 1.707,75 voor de Svb en € 189,75 voor de Staat. De uitspraak benadrukt de noodzaak van zorgvuldige besluitvorming door bestuursorganen en de gevolgen van een onterecht aangemerkte toeslagpartner voor de rechten van de betrokkenen.