ECLI:NL:CRVB:2022:610
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om wraking in herzieningszaak bij de Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 15 maart 2022 uitspraak gedaan over een verzoek om wraking van de behandelend rechter in een herzieningszaak. Verzoekster had eerder hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland, waarbij de behandelend rechter in die zaak, B.J. van de Griend, een voor verzoekster onwelgevallige uitspraak had gedaan. Verzoekster was van mening dat de behandelend rechter niet onbevooroordeeld kon oordelen in de herzieningszaak, omdat zij in een eerdere zitting geen kritische vragen had gesteld en er onduidelijkheden waren over de feiten.
De Centrale Raad van Beroep oordeelde echter dat verzoekster geen concrete feiten of omstandigheden had aangedragen die zouden wijzen op vooringenomenheid van de behandelend rechter. Het enkele feit dat de rechter in een eerdere zaak een onwelgevallige uitspraak had gedaan, was onvoldoende om aan te nemen dat de rechter niet objectief zou kunnen oordelen. De Raad benadrukte dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, en dat dit vermoeden alleen kan worden doorbroken door uitzonderlijke omstandigheden die zwaarwegende aanwijzingen voor vooringenomenheid opleveren.
De Raad wees het verzoek om wraking af en concludeerde dat er geen aanleiding was voor een veroordeling in de proceskosten. De beslissing werd in het openbaar uitgesproken en is vastgelegd in het proces-verbaal.