ECLI:NL:CRVB:2022:566
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake de dag van opzegging en recht op uitkering bij betalingsonmacht
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in hoger beroep over de dag van opzegging van een dienstbetrekking en het recht op een uitkering wegens betalingsonmacht. Appellante, die werkzaam was bij een B.V., heeft haar dienstbetrekking opgezegd per 1 november 2018, maar de ex-werkgever werd op 30 oktober 2018 in staat van faillissement verklaard. De curator heeft de arbeidsovereenkomst op dezelfde datum opgezegd. Het Uwv heeft op basis van de opzegging door appellante op 31 augustus 2018 een uitkering toegekend, maar appellante betwistte dit en stelde dat de opzegging door de curator leidend zou moeten zijn voor de berekening van haar uitkering.
De rechtbank Rotterdam heeft het beroep van appellante tegen het besluit van het Uwv ongegrond verklaard, waarbij werd overwogen dat het Uwv terecht is uitgegaan van de opzegging door appellante. In hoger beroep herhaalde appellante haar standpunt, maar de Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank. De Raad oordeelde dat de wet niet voorschrijft dat alleen de opzegging door de werkgever of curator moet worden beschouwd, en dat de opzegging door appellante rechtsgeldig was. De Raad concludeerde dat de aangevallen uitspraak bevestigd moest worden en dat er geen aanleiding was voor een veroordeling in de proceskosten.