ECLI:NL:CRVB:2022:563
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beëindiging ZW-uitkering en geschiktheid voor WIA-functies
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 3 maart 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Rotterdam. Appellante, die als customer service medewerkster werkte, had zich op 23 juni 2016 ziek gemeld. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) weigerde haar een WIA-uitkering, omdat zij minder dan 35% arbeidsongeschikt werd geacht. Appellante had bezwaar aangetekend, maar dit werd ongegrond verklaard. De rechtbank bevestigde deze beslissing. In hoger beroep voerde appellante aan dat de rechtbank ten onrechte geen inhoudelijke beoordeling had gedaan van de functies die haar waren voorgehouden. De Raad oordeelde dat de rechtbank terecht had geoordeeld dat appellante geschikt was voor de eerder geduide functies, en dat de passendheid van deze functies al eerder was getoetst. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat er geen aanleiding was voor een veroordeling in de proceskosten.