ECLI:NL:CRVB:2022:501
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afstemming van bijstand en verhoging van algemene bijstand in het kader van de Participatiewet
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 1 maart 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep over de afstemming van bijstand voor appellante, die sinds 2010 duurzaam gescheiden leeft van haar echtgenoot. Appellante ontving tot 1 januari 2015 bijstand naar de norm voor alleenstaande ouders, maar deze norm is sindsdien verlaagd. Appellante heeft verzocht om compensatie voor het gemis van de ALO-kop, die haar niet meer werd toegekend. De Raad heeft eerder geoordeeld dat appellante in een bijzondere situatie verkeert, waardoor afstemming van de bijstand op grond van artikel 18, eerste lid, van de Participatiewet (PW) geboden is. Het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam heeft daarop een nieuw besluit genomen, waarbij de bijstand van appellante is verhoogd met het bedrag van de niet betaalde ALO-kop, maar verder geen compensatie heeft verleend.
Appellante heeft in beroep aangevoerd dat haar bijstand verder had moeten worden verhoogd, omdat zij nog steeds onder bijstandsniveau leeft. De Raad heeft echter geoordeeld dat het college de bijstand op juiste wijze heeft afgestemd en dat appellante feitelijk is gecompenseerd voor het bedrag dat door de kostendelersnorm in mindering is gebracht. De Raad heeft vastgesteld dat de zoon van appellante niet als kostendeler kan worden aangemerkt, en dat de kosten die appellante maakt voor haar zoon niet leiden tot een verplichting voor het college om de bijstand verder te verhogen. De Raad heeft ook geoordeeld dat appellante zich voor het niet ontvangen van toeslagen moet wenden tot de Belastingdienst, en dat haar problemen met de Belastingdienst geen grond vormen voor een verhoging van de bijstand.
De Centrale Raad van Beroep heeft het beroep ongegrond verklaard en geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten.