ECLI:NL:CRVB:2022:497
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Intrekking en terugvordering van bijstand in verband met productie van synthetische drugs
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 8 maart 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep over de intrekking en terugvordering van bijstand aan appellanten, die sinds 8 maart 2007 bijstand ontvingen op grond van de Participatiewet. De intrekking van de bijstand was gebaseerd op de betrokkenheid van appellant bij de productie van synthetische drugs, specifiek MDMA/XTC, in een laboratorium dat op 12 september 2016 door de politie werd aangetroffen. Het dagelijks bestuur van de Uitvoeringsorganisatie Baanbrekers had vastgesteld dat appellant activiteiten had verricht die op geld waardeerbare werkzaamheden inhielden, en dat hij zijn inlichtingenverplichting had geschonden door deze activiteiten niet te melden. De rechtbank Gelderland had eerder de besluiten van het dagelijks bestuur bekrachtigd, maar appellanten gingen in hoger beroep tegen deze uitspraken. De Raad oordeelde dat het dagelijks bestuur terecht aannemelijk had gemaakt dat appellant betrokken was bij de productie van MDMA/XTC en dat de intrekking van de bijstand gerechtvaardigd was. De Raad bevestigde de eerdere uitspraken van de rechtbank en oordeelde dat de terugvordering van de bijstand ook terecht was, ondanks de financiële gevolgen voor appellanten. De Raad concludeerde dat er geen dringende redenen waren om van terugvordering af te zien, en dat de appellanten niet hadden aangetoond dat de terugvordering onaanvaardbare gevolgen zou hebben.