ECLI:NL:CRVB:2024:233
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om herziening van eerdere uitspraak inzake intrekking en terugvordering van bijstand
In deze zaak hebben verzoekers, [verzoeker 1] en [verzoeker 2], beiden woonachtig te [woonplaats], een verzoek ingediend om herziening van een eerdere uitspraak van de Raad van 8 maart 2022. Deze eerdere uitspraak betrof de intrekking en terugvordering van bijstand, die was gebaseerd op de stelling dat verzoekers zich bezighielden met voorbereidingshandelingen en de productie van MDMA, waaruit zij inkomsten hadden ontvangen. De Raad had in zijn eerdere uitspraak de intrekking en terugvordering van de bijstand in stand gelaten.
Verzoekers beroepen zich nu op een arrest van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 15 juli 2022, waarin verzoeker werd vrijgesproken van de productie van MDMA en de voorbereidingshandelingen. Verzoekers stellen dat dit arrest van invloed had kunnen zijn op de eerdere uitspraak van de Raad. De Raad oordeelt echter dat het arrest van het Gerechtshof na de uitspraak van de Raad is gedaan, waardoor niet is voldaan aan de voorwaarden voor herziening zoals gesteld in artikel 8:119, eerste lid van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
De Raad concludeert dat het verzoek om herziening moet worden afgewezen, omdat de feiten en omstandigheden die verzoekers aanvoeren niet voldoen aan de wettelijke vereisten. De Raad wijst erop dat verzoekers de mogelijkheid hebben om het dagelijks bestuur te verzoeken om terug te komen van de in rechte onaantastbare besluiten. De uitspraak van de Raad van 8 maart 2022 blijft derhalve in stand.
De beslissing is genomen door K.M.P. Jacobs, met M. Zwart als griffier, en is openbaar uitgesproken op 6 februari 2024.