2.5.Bij besluit van 3 juli 2018 heeft de raad van bestuur appellant met onmiddellijke ingang op grond van artikel 11.2, eerste lid, van de Cao Universitair Medisch Centra de disciplinaire maatregel van voorwaardelijk ontslag opgelegd. Het bezwaar tegen dit besluit is bij besluit van 19 februari 2019 (bestreden besluit 1) ongegrond verklaard. Daaraan is ten grondslag gelegd dat appellant zich schuldig heeft gemaakt aan ernstig plichtsverzuim, bestaande uit de volgende gedragingen:
- hij heeft op 7 maart 2018 onaangekondigd een dienst waarvoor hij was ingeroosterd, niet verricht;
- hij accepteert de leiding en uitleg van zijn coördinatoren niet en benadert hen verbaal agressief, dit heeft zich voorgedaan bij een incident op 17 april 2018;
- hij accepteert het gezag van zijn leidinggevende niet en gedraagt zich op een ongepaste en onaanvaardbare manier, waarbij hij zich in woord en gedrag dreigend naar en over hem uit;
- hij heeft diverse malen geweigerd om met zijn leidinggevende in gesprek te gaan en heeft hem in meerdere e-mailberichten aan de themadirecteur in een kwaad daglicht gesteld;
- tijdens en na een werkoverleg op 25 april 2018 heeft appellant zich intimiderend en agressief jegens zijn leidinggevende opgesteld;
- in gesprekken met en over zijn leidinggevende speelt appellant op de persoon en doet hij geen moeite om een professionele werkrelatie te onderhouden, dit blijkt onder meer uit zijn opstelling in het kader van mediation en uit het feit dat de op 15 februari 2018 gemaakte afspraken pas op 7 mei 2018 door appellant zijn ondertekend;
- hij is op 3 mei 2018 en 12 juni 2018 de controleregels bij ziekteverzuim niet nagekomen;
- appellant heeft zich op 30 juni 2017, 19 januari 2018 en 3 mei 2018 ten onrechte ziek gemeld;
- hij heeft op 15 februari 2018 afgesproken geen inhoudelijke zaken over het gehele traject te delen met andere collega’s binnen het EMC, desondanks heeft hij tijdens een gesprek met collega’s op 15 juni 2018 zijn belevingen gedeeld en zijn leidinggevende beschuldigd en in een kwaad daglicht gesteld.
Als appellant zich binnen één jaar wederom schuldig maakt aan hetzelfde of ander ernstig plichtsverzuim dan wel de gestelde voorwaarden schendt, zal het ontslag alsnog ten uitvoer worden gelegd. Die voorwaarden zijn dat appellant:
- zich onthoudt van intimiderende en dreigende uitlatingen;
- de arbeidsrelatie normaliseert door respectvolle bejegening van leidinggevende en coördinatoren;
- de afspraak van 15 februari 2018 over vertrouwelijkheid naleeft en;
- het gezag van zijn leidinggevende en de coördinatoren accepteert en gevolg geeft aan hiërarchische en functionele sturing door zijn leidinggevende en de coördinatoren.