ECLI:NL:CRVB:2022:404
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag bijzondere bijstand voor reiskosten en inrichtingskosten in het kader van omgangsregeling
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 1 maart 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep over de afwijzing van een aanvraag voor bijzondere bijstand door appellant. Appellant, die een uitkering ontvangt op grond van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO), had bijzondere bijstand aangevraagd voor reiskosten in verband met een omgangsregeling met zijn minderjarig kind en voor (her)inrichtingskosten van zijn woning. De Raad oordeelde dat de reiskosten niet voortvloeiden uit bijzondere omstandigheden zoals bedoeld in artikel 35, eerste lid, van de Participatiewet (PW). Het belang van appellant bij de omgangsregeling werd erkend, maar dit maakte de reiskosten niet bijzonder. Appellant had niet aangetoond dat hij deze kosten niet uit zijn inkomen kon betalen. Daarnaast werd de aanvraag voor inrichtingskosten afgewezen omdat appellant niet had gespecificeerd welke kosten hij had gemaakt en geen bewijsstukken had overlegd. De Raad bevestigde de eerdere uitspraken van de rechtbank Limburg, die de beroepen tegen de afwijzing van de aanvragen ongegrond had verklaard. De Raad concludeerde dat appellant niet had aangetoond dat er bijzondere omstandigheden waren die rechtvaardigden dat de kosten voor bijzondere bijstand in aanmerking kwamen. De uitspraak benadrukt de noodzaak voor aanvragers om duidelijkheid te verschaffen over hun financiële situatie en de kosten waarvoor zij bijstand aanvragen.