ECLI:NL:CRVB:2022:313
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Erkenning van PTSS als beroepsziekte voor politieambtenaar na incidenten zonder formeel dienstverband
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 17 februari 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep over de erkenning van posttraumatische stressstoornis (PTSS) als beroepsziekte van een voormalige politieambtenaar. De betrokkene had PTSS vastgesteld gekregen op 13 juni 2016 en verzocht om erkenning van deze aandoening als beroepsziekte, gebaseerd op vier incidenten die zich hadden voorgedaan tijdens zijn werkzaamheden voor de politie. De korpschef had het verzoek afgewezen, met als belangrijkste argument dat de betrokkene ten tijde van de incidenten geen formeel dienstverband had bij de politie.
De rechtbank Midden-Nederland had in een eerdere uitspraak geoordeeld dat de korpschef de PTSS van de betrokkene als beroepsziekte moest erkennen, omdat de incidenten zich hadden voorgedaan tijdens politiediensten, ook al was er geen formeel dienstverband. De Centrale Raad van Beroep bevestigde deze uitspraak, maar op andere gronden. De Raad oordeelde dat de werkzaamheden van de betrokkene in het kader van de semi-permanente bijstand als 'aan de ambtenaar opgedragen werkzaamheden' moesten worden beschouwd, waardoor de incidenten niet ten onrechte terzijde geschoven konden worden.
De Raad concludeerde dat de korpschef de PTSS van de betrokkene als beroepsziekte moest erkennen, en dat het hoger beroep van de korpschef niet slaagde. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en de korpschef werd veroordeeld in de proceskosten van de betrokkene. De uitspraak benadrukt het belang van de feitelijke werkzaamheden van politieambtenaren, ongeacht hun formele dienstverband, in de beoordeling van beroepsziekten.