ECLI:NL:CRVB:2022:312
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake disciplinaire straf en evenredigheid van ontslag van ambtenaar na plichtsverzuim
In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen een uitspraak van de rechtbank Den Haag, waarin een ambtenaar, appellant, onvoorwaardelijk ontslag is opgelegd wegens plichtsverzuim. Het incident vond plaats op 17 oktober 2018, waarbij appellant betrokken was bij een confrontatie met een collega. De Centrale Raad van Beroep oordeelt dat, hoewel er sprake was van een confrontatie, de opgelegde disciplinaire straf van onvoorwaardelijk ontslag niet evenredig is aan het gepleegde plichtsverzuim. De Raad stelt vast dat de kern van het verwijt aan appellant de schouderduw is, maar dat de zwaarste straf voor een enkele duw niet gerechtvaardigd is. De Raad vernietigt de eerdere uitspraak en verklaart het beroep gegrond, waarbij het college wordt opgedragen een nieuwe beslissing op bezwaar te nemen. Tevens wordt het college veroordeeld in de proceskosten van appellant.