Uitspraak
23 maart 2021, 20/930 (aangevallen uitspraak) en uitspraak op het verzoek om veroordeling tot vergoeding van schade
PROCESVERLOOP
OVERWEGINGEN
5 juli 2019. Een arbeidsdeskundige heeft vastgesteld dat appellant niet in staat is zijn eigen werk te verrichten, vervolgens vijf functies geselecteerd en op basis van de drie functies met de hoogste lonen berekend dat appellant nog 100% van zijn zogeheten maatmaninkomen zou kunnen verdienen. Het Uwv heeft bij besluit van 13 september 2019 vastgesteld dat appellant met ingang van 14 oktober 2019 geen recht meer heeft op ziekengeld, omdat hij meer dan 65% kan verdienen van het loon dat hij verdiende voordat hij ziek werd. Het bezwaar van appellant tegen dit besluit heeft het Uwv bij besluit van 20 februari 2020 (bestreden besluit) ongegrond verklaard. Aan het bestreden besluit liggen rapporten van een verzekeringsarts bezwaar en beroep en een arbeidsdeskundige bezwaar en beroep ten grondslag.
ZW-uitkering terecht beëindigd.
25 augustus 2020 tot 9 juli 2021 in behandeling is geweest bij i-psy in verband met een depressieve stoornis, waarbij de klachten bij de start van de behandeling sinds drie maanden verergerd waren. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft daaruit afgeleid dat de verergering van de klachten dus geruime tijd na de in geding zijnde datum heeft plaatsgevonden. De klachten, zoals deze naar voren komen uit de medische informatie over de periode rond datum in geding, waren bekend ten tijde van het onderzoek in bezwaar en zijn ook meegewogen in het oordeel ten aanzien van de belastbaarheid van belanghebbende, aldus de verzekeringsarts bezwaar en beroep. De Raad acht deze toelichting van de verzekeringsarts bezwaar en beroep overtuigend.