Uitspraak
20.1781 ZW
OVERWEGINGEN
21 oktober 2016 gegrond verklaard, de ZW-uitkering van appellante per 24 oktober 2016 voortgezet en deze met ingang van 8 april 2017 beëindigd.
16 maart 2020 en 3 juli 2020 overtuigend onderbouwd dat op zorgvuldige wijze tot de conclusie is gekomen dat appellante op 8 april 2017 weer in staat kon worden geacht tot het verrichten van haar arbeid. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft tijdens het spreekuur op 7 april 2017 uitvraag gedaan naar de handklachten van appellante en haar verdere gezondheid van dat moment. Hij heeft de stand van zaken bij de behandelend sector betrokken bij zijn onderzoek en de handen van appellante onderzocht. Hierbij heeft hij geen afwijkingen vastgesteld die in de richting wijzen van een beknelling van een van de handzenuwen. Appellante heeft op dat moment vooral klachten aan het basisgewricht van de rechterduim aangegeven, waarvoor haar een handspalk is voorgeschreven. Er zijn volgens hem geen tekenen van een actieve ontsteking of van instabiliteit, de beweeglijkheid is onbeperkt en hoewel de kracht mogelijk iets is verminderd, is dit niet erg uitgesproken. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft vastgesteld dat appellante geen uitgesproken handbeperkingen heeft en zij de in haar arbeid voorkomende belastingen moet kunnen uitvoeren. Voor wat betreft het huisartsenjournaal heeft hij in aanmerking genomen dat appellante zich weliswaar op 14 april 2017 en op 18 april 2017 heeft gemeld bij de huisarts, maar uit het journaal blijkt niet dat daarna de plastisch chirurg is geconsulteerd. Pas eind 2019 is appellante in verband met haar CTS-klachten door een neuroloog gezien en daarna door een plastisch chirurg. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft gemotiveerd dat een EMG als gouden standaard geldt voor de objectivering van CTS. Hij heeft van belang geacht dat bij de door de neuroloog verrichte EMG geen afwijkingen zijn vastgesteld. De plastisch chirurg heeft weliswaar geconcludeerd dat sprake is van typische CTS-klachten, maar bij onderzoek is geen spieratrofie of een gevoelsstoornis beschreven. Hiervan zou bij een relevante beknelling in de carpale tunnel, zeker zo langdurig als appellante stelt, onderhand sprake moeten zijn.