In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 4 januari 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere beslissing van de rechtbank Amsterdam. De appellante had een aanvraag ingediend voor bijzondere bijstand in de vorm van een woonkostentoeslag, maar deze aanvraag werd afgewezen door het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam. De afwijzing was gebaseerd op het feit dat appellante niet de gevraagde gegevens had overgelegd die nodig waren om haar financiële situatie te beoordelen. Appellante woonde samen met haar kind en de vader van haar kind in een huurwoning, maar het was onduidelijk in hoeverre de huurlasten op haar drukten, aangezien zij niet alleen op de huurovereenkomst stond vermeld. Het college had appellante eerder gevraagd om aanvullende informatie over haar financiële situatie en de huurschuld, maar deze informatie was niet volledig verstrekt. De rechtbank had het beroep van appellante tegen de afwijzing van de aanvraag niet-ontvankelijk verklaard en het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. In hoger beroep heeft de Raad geoordeeld dat de rechtbank ten onrechte het aanbod van appellante om aanvullende gegevens te overleggen had afgewezen, maar dat dit niet leidde tot vernietiging van de uitspraak. De Raad bevestigde de aangevallen uitspraak, maar veroordeelde het college in de proceskosten van appellante tot een bedrag van € 1.518,- en bepaalde dat het college het griffierecht van € 126,- aan appellante moest vergoeden.