ECLI:NL:CRVB:2022:2758
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beëindiging van ZW-uitkering op basis van verdiencapaciteit na ziekte
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 21 december 2022 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellant tegen de beslissing van de rechtbank Rotterdam. Appellant had zich ziek gemeld met psychische klachten en ontving ziekengeld op basis van de Ziektewet (ZW). Het Uwv heeft vastgesteld dat appellant, na een beoordeling door een verzekeringsarts en arbeidsdeskundige, in staat was om meer dan 65% van zijn maatmaninkomen te verdienen, en heeft zijn ziekengeld beëindigd. Appellant heeft hiertegen bezwaar gemaakt, maar het Uwv heeft dit ongegrond verklaard. De rechtbank heeft het beroep van appellant tegen deze beslissing ook ongegrond verklaard, waarbij werd overwogen dat het onderzoek van het Uwv zorgvuldig was en dat er voldoende rekening was gehouden met de medische situatie van appellant.
In hoger beroep heeft appellant aangevoerd dat zijn beperkingen zijn onderschat en dat onvoldoende rekening is gehouden met zijn psychische klachten, waaronder PTSS. Hij betwistte de juistheid van de door het Uwv geselecteerde functies en stelde dat hij geen Verklaring Omtrent Gedrag (VOG) kan krijgen, wat zijn kansen op werk zou beïnvloeden. De Raad heeft echter geoordeeld dat de beoordeling van de verzekeringsartsen van het Uwv juist was en dat de rechtbank terecht heeft geoordeeld dat appellant in staat is de voorgehouden functies te vervullen. De Raad heeft de aangevallen uitspraak van de rechtbank bevestigd en het hoger beroep van appellant afgewezen.