ECLI:NL:CRVB:2022:2732

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
15 december 2022
Publicatiedatum
20 december 2022
Zaaknummer
21 / 2093 WMO15
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag maatwerkvoorziening ambulante begeleiding op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 15 december 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland. De zaak betreft een afwijzing van een aanvraag voor een maatwerkvoorziening in de vorm van ambulante begeleiding voor appellante, die lijdt aan ME/CVS. Het college van burgemeester en wethouders van Utrecht had de aanvraag afgewezen, omdat volgens een advies van Treve Advies geen noodzaak bestond voor de gevraagde maatwerkvoorziening. De rechtbank had het beroep van appellante tegen deze afwijzing ongegrond verklaard.

Appellante heeft in hoger beroep aangevoerd dat zij ondersteuning nodig heeft van iemand die goed met haar kan communiceren, maar de Raad oordeelt dat het college op basis van het advies van Treve Advies tot de conclusie heeft mogen komen dat appellante haar beperkingen kan verminderen met hulp uit haar sociaal netwerk en algemene voorzieningen. De Raad onderschrijft de overwegingen van de rechtbank en voegt daaraan toe dat de informatie van de cardiologen die appellante in hoger beroep heeft ingediend, niet leidt tot twijfel aan de bevindingen van Treve Advies. De Raad concludeert dat het hoger beroep niet slaagt en bevestigt de eerdere uitspraak van de rechtbank.

De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit J. Brand als voorzitter en B.J. van de Griend en K.H. Sanders als leden, in aanwezigheid van griffier R. van Doorn. De beslissing is openbaar uitgesproken op 15 december 2022.

Uitspraak

21.2093 WMO15

Datum uitspraak: 15 december 2022
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland van 28 april 2021, 20/3557 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellante] te [woonplaats] (appellante)
het college van burgemeester en wethouders van Utrecht (college)
PROCESVERLOOP
Namens appellante heeft mr. H.S. Eisenberger, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 3 november 2022. Appellante heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. Eisenberger en [naam] . Het college heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. E. Chahid.

OVERWEGINGEN

1.1.
Bij appellante is onder meer de diagnose ME/CVS gesteld. Als gevolg hiervan ondervindt zij beperkingen.
1.2.
Bij besluit van 28 april 2020, gehandhaafd bij besluit van 26 augustus 2020 (bestreden besluit), heeft het college geweigerd om appellante op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 een maatwerkvoorziening te verstrekken in de vorm van ambulante begeleiding (individueel). Aan zijn besluit heeft het college ten grondslag gelegd dat uit een advies van 23 april 2020 van Treve Advies volgt dat bij appellante geen noodzaak bestaat tot de gevraagde maatwerkvoorziening. Appellante kan haar beperkingen in de zelfredzaamheid en participatie wegnemen of verminderen met mantelzorg of vanuit haar sociaal netwerk dan wel met in het bestreden besluit opgenomen algemeen gebruikelijke voorzieningen en algemene voorzieningen.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. Hiertoe heeft de rechtbank het volgende overwogen. De rechtbank heeft vastgesteld dat tussen partijen niet in geschil is dat de kwalificaties van de aandoeningen van appellante en de beperkingen die zij als gevolg daarvan ondervindt juist zijn weergegeven in het advies van Treve. Appellante is enkel van mening dat Treve niet tot de conclusie heeft kunnen komen dat een willekeurige vrijwilliger haar kan ondersteunen, omdat zij iemand nodig heeft die goed met haar kan communiceren om te begrijpen welke ondersteuning nodig is. De rechtbank heeft geoordeeld dat het advies van Treve voldoet aan de daaraan te stellen eisen. Gezien dit zorgvuldige onderzoek mocht het college van het advies uitgaan. Appellante heeft haar stellingen dat een willekeurige vrijwilliger niet in staat is om haar de benodigde begeleiding te verlenen niet met objectieve gegevens onderbouwd. Evenmin zijn er (medische) stukken in het geding gebracht die twijfel wekken over de juistheid van het adviesrapport van Treve. Nu Treve zorgvuldig onderzoek heeft verricht en sprake is van een objectief deskundigenonderzoek, heeft het college het adviesrapport van Treve aan het bestreden besluit ten grondslag mogen leggen.
3. Appellante heeft zich op de hierna te bespreken gronden tegen de aangevallen uitspraak gekeerd. Het college heeft om bevestiging van de aangevallen uitspraak verzocht.
4.1.
Ter zitting van de Raad is namens appellante bevestigd dat zij zich kan verenigen met de wijze waarop Treve Advies haar aandoeningen en beperkingen in kaart heeft gebracht. Niet in geschil is dat appellante beperkingen ondervindt in participatie en zelfredzaamheid en dat zij deze beperkingen niet op eigen kracht kan verminderen of wegnemen. In geschil is de vraag of appellante in verband daarmee is aangewezen op de door haar gewenste maatwerkvoorziening, of dat zij haar beperkingen kan verminderen of wegnemen met mantelzorg, vanuit haar sociaal netwerk en met gebruikmaking van algemene en algemeen gebruikelijke voorzieningen.
4.2.
De Raad is met de rechtbank van oordeel dat het college op grond van het advies van Treve Advies tot de conclusie heeft mogen komen dat dit laatste het geval is. De Raad onderschrijft de overwegingen die de rechtbank aan dit oordeel ten grondslag heeft gelegd. Daaraan voegt de Raad het volgende toe.
4.3.
In hoger beroep heeft appellante informatie verstrekt van F.C. Visser, cardioloog en verbonden aan de Stichting Cardiozorg, en C.M.C. van Campen, eveneens cardioloog. Deze informatie maakt niet dat aan de bevindingen van Treve Advies moet worden getwijfeld. De informatie van Visser houdt een bevestiging van de diagnose ME/CVS in; daarover bestaat geen geschil. De informatie van Van Campen bevat weliswaar de stelling dat in het geval van appellante goed getrainde professionele zorg nodig is die niet aan mantelzorgers is over te laten en waar ook vrijwilligers niet in getraind zijn, maar Van Campen heeft daarbij geen specifieke vakkennis en/of ervaring genoemd. Zij spreekt enkel van inzicht in de mate van prikkelbelasting van activiteiten. Ook ter zitting van de Raad is namens appellante in dit verband enkel een noodzaak tot inzicht in prikkelbelasting genoemd. De Raad is met het college van oordeel dat de professionals van het Buurtteam geacht mogen worden in toereikende mate over dit inzicht te beschikken. Worden door het Buurtteam anderen ingeschakeld dan zullen deze, gelet op de door het college ter zitting gegeven toelichting, door de professionals van het Buurtteam worden ondersteund, zodat op verantwoorde wijze met de prikkelbelasting van appellante rekening kan worden gehouden. Van een belemmering om gebruik te maken van voorzieningen zoals boodschappen- of maaltijdservices is hiermee evenmin gebleken.
4.4.
Het hoger beroep slaagt niet. De aangevallen uitspraak zal worden bevestigd.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door J. Brand als voorzitter en B.J. van de Griend en K.H. Sanders als leden, in tegenwoordigheid van R. van Doorn als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 15 december 2022.
(getekend) J. Brand
(getekend) R. van Doorn