In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 16 december 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere beslissing van de rechtbank Midden-Nederland. Appellante, die als leidster in een kinderdagverblijf werkte, had zich op 3 januari 2017 ziekgemeld met lichamelijke en psychische klachten. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) had haar ziekengeld toegekend, maar beëindigde dit per 5 februari 2018, omdat zij meer dan 65% van haar maatmaninkomen zou kunnen verdienen. Appellante was het hier niet mee eens en stelde dat haar beperkingen onvoldoende waren erkend in de functionele mogelijkhedenlijst (FML). De rechtbank had het beroep van appellante ongegrond verklaard, maar in hoger beroep heeft de Raad geoordeeld dat het Uwv onvoldoende rekening heeft gehouden met de diagnose 'De Quervain', die in 2016 was vastgesteld. De Raad concludeerde dat de geselecteerde functies voor appellante te belastend waren en dat het bestreden besluit niet zorgvuldig was voorbereid. De Raad heeft het beroep gegrond verklaard, het besluit van het Uwv vernietigd en het Uwv opgedragen om een nieuw besluit te nemen. Tevens is het Uwv veroordeeld in de proceskosten van appellante, die in totaal € 5.704,05 bedragen.