ECLI:NL:CRVB:2022:2709
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag om bijstand op grond van de Participatiewet door het college van burgemeester en wethouders van Zaanstad
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 13 december 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de afwijzing van een aanvraag om bijstand door de appellant, die in de periode van 14 maart 2019 tot en met 6 juni 2019 bijstand aanvroeg op grond van de Participatiewet (PW). De appellant had eerder in de basisregistratie personen (BRP) gestaan op een adres in Zaanstad, maar had feitelijk geen toegang meer tot deze woning sinds de sluiting op 7 december 2018. De rechtbank Noord-Holland had eerder de afwijzing van de bijstandsaanvraag door het college onderschreven, omdat de appellant niet aannemelijk had gemaakt dat hij zijn woonplaats binnen de gemeente Zaanstad had.
De Raad heeft vastgesteld dat de appellant na zijn voorlopige hechtenis op 4 januari 2019 bij verschillende personen in Amsterdam verbleef en niet in Zaanstad. De appellant had weliswaar een briefadres in Zaanstad, maar dit was niet het adres waar hij daadwerkelijk woonde. De Raad heeft benadrukt dat de bewijslast voor het recht op bijstand bij de aanvrager ligt en dat de appellant niet kon aantonen dat hij recht had op bijstand in de gemeente Zaanstad. De Raad heeft de argumenten van de appellant verworpen en geconcludeerd dat het college de aanvraag om bijstand terecht heeft afgewezen.
De uitspraak bevestigt dat de appellant in de beoordelingsperiode geen hoofdverblijf in de gemeente Zaanstad had en dat de afwijzing van de bijstandsaanvraag door het college rechtmatig was. De Raad heeft de eerdere uitspraak van de rechtbank bevestigd en geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten.