ECLI:NL:CRVB:2022:2642
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Intrekking hoger beroep na toekenning loongerelateerde WGA-uitkering en verzoek om schadevergoeding
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 23 november 2022 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellant tegen de beslissing van het Uwv. Appellant had hoger beroep ingesteld tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Amsterdam, maar trok dit beroep in nadat het Uwv in een gewijzigde beslissing op bezwaar alsnog een loongerelateerde WGA-uitkering had toegekend, gebaseerd op een mate van arbeidsongeschiktheid van 80 tot 100%. Appellant verzocht het Uwv om vergoeding van de proceskosten en schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn. De Raad heeft de Staat der Nederlanden als partij aangemerkt voor de schadevergoeding.
De Raad overwoog dat op grond van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) het bestuursorgaan kan worden veroordeeld in de kosten als het beroep wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan tegemoet is gekomen aan de indiener. De Raad heeft de proceskosten van appellant begroot op € 3.415,50, en de Staat veroordeeld tot betaling van € 2.000,- aan immateriële schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn. De totale procedure heeft meer dan vijf jaar geduurd, wat de redelijke termijn overschrijdt. De Raad heeft ook de proceskosten van de Staat in hoger beroep begroot op € 379,50.
De uitspraak benadrukt de rechten van appellanten in bestuursrechtelijke procedures, vooral met betrekking tot schadevergoeding bij overschrijding van de redelijke termijn. De uitspraak is openbaar gedaan en ondertekend door de voorzitter en de griffier.