ECLI:NL:CRVB:2022:2548
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Herziening en terugvordering van WW- en ZW-uitkering wegens geen privaatrechtelijke dienstbetrekking
In deze zaak heeft appellante hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, die haar beroep tegen het bestreden besluit van het Uwv ongegrond had verklaard. Appellante had een uitkering op grond van de Werkloosheidswet (WW) aangevraagd na het beëindigen van haar arbeidsovereenkomst met [Naam B.V.] Bakkerij B.V. Het Uwv had haar WW-uitkering herzien en teruggevorderd, omdat er geen sprake zou zijn geweest van een privaatrechtelijke dienstbetrekking. De rechtbank oordeelde dat het Uwv voldoende aannemelijk had gemaakt dat appellante niet verzekerd was voor de sociale verzekeringswetten, en dat de door appellante ingebrachte documenten niet voldoende waren om aan te tonen dat er wel sprake was van een dienstbetrekking.
Tijdens de zitting in hoger beroep heeft appellante haar standpunt herhaald dat zij daadwerkelijk arbeid heeft verricht en dat het Uwv onvoldoende rekening heeft gehouden met haar persoonlijke omstandigheden, zoals analfabetisme en gezondheidsklachten. De Raad voor de Rechtspraak heeft echter geoordeeld dat het Uwv zorgvuldig onderzoek heeft verricht en dat de rechtbank terecht heeft geoordeeld dat appellante niet verzekerd was voor de sociale verzekeringswetten. De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank en wijst het hoger beroep van appellante af.