ECLI:NL:CRVB:2022:2505
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake verzekering Wet langdurige zorg en ingezetenschap van appellante in Suriname
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 24 november 2022 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellante tegen de beslissing van de Sociale Verzekeringsbank (Svb) over haar verzekering onder de Wet langdurige zorg (Wlz). Appellante, die in Suriname woont, had eerder aan de Svb doorgegeven dat zij per 28 juni 2018 naar Suriname was verhuisd. De Svb had in 2019 beslist dat appellante niet verzekerd was voor de Wlz omdat zij niet in Nederland woonde. Appellante heeft hiertegen bezwaar gemaakt, maar de Svb verklaarde dit bezwaar niet-ontvankelijk wegens termijnoverschrijding. Appellante verzocht vervolgens om haar bezwaar als herzieningsverzoek te beschouwen, maar ook dit verzoek werd afgewezen omdat er geen nieuwe feiten of omstandigheden waren. De rechtbank Amsterdam had het beroep van appellante tegen het besluit van de Svb ongegrond verklaard, waarna appellante in hoger beroep ging.
De Centrale Raad van Beroep bevestigde de uitspraak van de rechtbank. De Raad oordeelde dat appellante niet als ingezetene van Nederland kon worden aangemerkt, omdat zij sinds haar verhuizing naar Suriname daar permanent verbleef en geen duurzame band met Nederland had. De Raad wees erop dat de coronamaatregelen, die na het bestreden besluit zijn ontstaan, geen invloed hadden op de beoordeling van de situatie van appellante. De Raad concludeerde dat de Svb terecht had geoordeeld dat er geen nieuwe feiten of omstandigheden waren die een herziening van het eerdere besluit rechtvaardigden. Het hoger beroep van appellante werd dan ook afgewezen en de aangevallen uitspraak werd bevestigd.