ECLI:NL:CRVB:2022:2500
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om uitbreiding van hulp bij het huishouden in de vorm van een persoonsgebonden budget
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 10 november 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Den Haag. Appellante had een verzoek ingediend om uitbreiding van de hulp bij het huishouden in de vorm van een persoonsgebonden budget (pgb). Het college van burgemeester en wethouders van Westland had dit verzoek afgewezen, met als onderbouwing een medisch advies dat stelde dat appellante in staat was om alle huishoudelijke taken zelf te verrichten. De rechtbank had het beroep van appellante tegen deze afwijzing ongegrond verklaard.
De Raad heeft de feiten en omstandigheden van de zaak in overweging genomen. Appellante was sinds 20 augustus 2014 in aanmerking gebracht voor een individuele voorziening voor hulp bij het huishouden, maar haar verzoek om uitbreiding werd afgewezen op basis van het medisch advies van 11 februari 2019. Dit advies concludeerde dat er geen medische beperkingen waren die een belemmering vormden voor het verrichten van huishoudelijke taken. Appellante voerde in hoger beroep aan dat het medisch advies onzorgvuldig tot stand was gekomen en dat haar medische beperkingen niet goed waren geanalyseerd.
De Raad heeft echter geoordeeld dat het college bevoegd was om de hulp bij het huishouden te beëindigen, omdat appellante geen aanspraak meer had op basis van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo 2015). De Raad heeft de argumenten van appellante niet overtuigend geacht en heeft de eerdere uitspraak van de rechtbank bevestigd. Er was geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten, en de uitspraak werd openbaar gedaan op 10 november 2022.