ECLI:NL:CRVB:2022:2447
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Intrekking van bijstand wegens gezamenlijke huishouding en de beoordeling van onderzoeksresultaten
In deze zaak gaat het om de intrekking van bijstand aan appellanten op basis van de Participatiewet (PW) vanwege het voeren van een gezamenlijke huishouding. Appellant ontving sinds 3 augustus 2003 bijstand, terwijl appellante sinds 17 maart 2017 bijstand ontving. Naar aanleiding van een melding over hun woonsituatie heeft het team Fraudebestrijding van de gemeente Tilburg een onderzoek ingesteld. Dit onderzoek leidde tot huisbezoeken en gesprekken met appellanten, waaruit bleek dat appellant in de te beoordelen periodes zijn hoofdverblijf op het adres van appellante had. De Centrale Raad van Beroep oordeelt dat er voldoende bewijs is voor de conclusie dat appellanten een gezamenlijke huishouding voerden, wat betekent dat zij geen recht hadden op bijstand naar de norm voor alleenstaanden. De Raad bevestigt de eerdere uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, die de beroepen tegen de intrekking van de bijstand ongegrond had verklaard. De Raad concludeert dat de onderzoeksresultaten een toereikende feitelijke grondslag bieden voor de intrekking van de bijstand en dat de appellanten aan hun verklaringen kunnen worden gehouden. De uitspraak is gedaan op 15 november 2022.