Uitspraak
14 december 2020, 19/1434 (aangevallen uitspraak)
PROCESVERLOOP
OVERWEGINGEN
30 mei 2017. Na verzekeringsgeneeskundig onderzoek heeft het Uwv vastgesteld dat geen sprake is van nieuwe medische feiten of omstandigheden. Vervolgens heeft het Uwv de aanvraag bij besluit van 22 mei 2018 afgewezen. Bij besluit van 6 maart 2019 (bestreden besluit) heeft het Uwv het door appellante hiertegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard. Aan dit besluit ligt een rapport van een verzekeringsarts bezwaar en beroep ten grondslag.
“Wij hebben ervaring met verbetering van klachten en symptomen met aanpassing van de belasting tot het niveau van de anaerobe drempel […]. De medicamenteuze behandeling is gebaseerd op twee pijlers: optimalisatie van de energieproductie in en rond de citroenzuurcyclus en vermindering van de activiteit van het immuunsysteem. Met CGT is alleen een positief effect op de acceptatie van de beperkingen beschreven.”Blijkens het verslag zal de begeleiding van appellante bestaan uit telefonisch contact gemiddeld eenmaal per twee weken, waarbij wordt gestreefd naar uitbreiding van activiteiten, optimale medicatie en ondersteuning. Onder het kopje ‘Prognose’ is vermeld:
“De kans op genezing is 5%, de kans op terugkeer naar arbeid is onduidelijk door de variabele criteria. […]. De claim van CGT en GET dat 20% verbetert blijkt niet houdbaar bij her-analyse van de onderzoeksgegevens.”Dit verslag bevat geen nieuwe feiten over de behandelmogelijkheden van appellante ten tijde van het besluit van 30 mei 2017. Er blijkt niet uit dat appellante geen behandelmogelijkheden meer had. Dat bij CVS/ME in algemene zin sprake is van een geringe kans op herstel betekent niet dat kan worden geconcludeerd dat voor appellante geldt dat zij geen kans meer had op verbetering van haar (duur)belastbaarheid. Het feit dat behandeling tot op heden niet tot verbetering heeft geleid is niet relevant, omdat het gaat om de verwachting over mogelijk herstel van appellante ten tijde van het besluit van 30 mei 2017.