ECLI:NL:CRVB:2019:733
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om terug te komen van eerdere besluiten inzake Wajong-uitkering
In deze zaak heeft appellante, geboren in 1949, een verzoek ingediend om terug te komen van eerdere besluiten van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) met betrekking tot haar Wajong-uitkering. De aanvraag voor een uitkering werd in 2004 afgewezen omdat niet kon worden vastgesteld of appellante vanaf haar 17e jaar 52 weken arbeidsongeschikt was. In de daaropvolgende jaren heeft appellante meerdere keren geprobeerd om een Wajong-uitkering aan te vragen, maar telkens werd haar aanvraag afgewezen op basis van het ontbreken van nieuwe feiten of omstandigheden. De rechtbank Noord-Nederland verklaarde het beroep van appellante tegen het bestreden besluit van het Uwv ongegrond. Appellante ging in hoger beroep, waarbij zij aanvoerde dat er wel degelijk nieuwe feiten waren, onderbouwd door recente medische inzichten en verklaringen van haar huisarts. Het Uwv verdedigde de eerdere afwijzingen en stelde dat de nieuwe gegevens geen inzicht gaven in de medische situatie van appellante op 17- en 18-jarige leeftijd. De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat de rechtbank terecht had geoordeeld dat appellante geen nieuwe feiten of omstandigheden had aangedragen die aanleiding gaven om van de eerdere besluiten terug te komen. De Raad bevestigde de aangevallen uitspraak en wees het verzoek van appellante af.