ECLI:NL:CRVB:2022:2397
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- J.J.T. van den Corput
- J.T.H. Zimmerman
- L.M. Tobé
- Rechtspraak.nl
Disciplinaire straf van onvoorwaardelijk ontslag wegens toerekenbaar plichtsverzuim van een politieambtenaar
In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen een uitspraak van de rechtbank Rotterdam, waarin de disciplinaire straf van onvoorwaardelijk ontslag van appellant, een politieambtenaar, werd bevestigd. Appellant was sinds 16 augustus 2010 werkzaam bij de politie en werd beschuldigd van ernstig plichtsverzuim. Dit plichtsverzuim was het gevolg van verdachte financiële transacties en het niet geven van openheid van zaken over zijn handelen. Een strafrechtelijk onderzoek naar witwassen, waarbij appellant als verdachte werd aangemerkt, leidde tot een vrijspraak, maar de korpschef oordeelde dat appellant niet voldoende transparant was geweest over zijn financiële situatie en daarmee de twijfels over zijn integriteit niet had weggenomen.
De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat er geen schending was van de onschuldpresumptie, omdat de twijfels van de korpschef niet direct verband hielden met de strafrechtelijke vrijspraak. De Raad bevestigde dat de korpschef bevoegd was om de disciplinaire straf op te leggen, gezien de ernst van de gedragingen van appellant. De Raad oordeelde dat appellant niet aannemelijk had gemaakt dat zijn PTSS hem belette om de ontoelaatbaarheid van zijn gedrag in te zien. De opgelegde straf werd als evenredig beschouwd, gezien de eisen van integriteit en betrouwbaarheid die aan politieambtenaren worden gesteld.
De uitspraak van de Centrale Raad van Beroep bevestigt de eerdere beslissing van de rechtbank en wijst het hoger beroep van appellant af. De beslissing werd openbaar uitgesproken op 10 november 2022.