ECLI:NL:CRVB:2022:2390

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
24 oktober 2022
Publicatiedatum
11 november 2022
Zaaknummer
21/1028 AW-W2, 22/2165 AW-W
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Ambtenarenrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beslissing over wrakingsverzoeken in hoger beroep bestuursrechtelijke zaak

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 24 oktober 2022 uitspraak gedaan over verzoeken tot wraking van rechters in een hoger beroep dat door verzoekster was ingesteld tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland. De verzoekster had eerder een verzoek om schadevergoeding ingediend, dat door de Raad op 10 maart 2022 werd afgewezen. Na deze uitspraak heeft verzoekster meerdere wrakingsverzoeken ingediend tegen de rechters die de eerdere uitspraak hebben gedaan, te weten H. Lagas, J.T.H. Zimmerman en P.J. Stolk. De wrakingsverzoeken zijn ingediend na de einduitspraak in de hoofdzaak, wat in strijd is met de regels omtrent wraking. De wrakingskamer heeft vastgesteld dat er geen aanleiding is om te twijfelen aan de rechtsgeldigheid van de eerdere uitspraak en dat de verzoeken om wraking niet in behandeling kunnen worden genomen. De verzoeken van verzoekster om wraking van H. Lagas en T. Avedissian zijn dan ook afgewezen. De Raad heeft geen proceskostenveroordeling opgelegd, aangezien hiervoor geen aanleiding bestond.

Uitspraak

21/1028 AW-W2, 22/2165 AW-W
Datum beslissing: 24 oktober 2022
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
Beslissing op het verzoek om wraking gedaan door
[verzoekster] te [woonplaats] (verzoekster)
PROCESVERLOOP
Verzoekster heeft hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank MiddenNederland van 8 februari 2021, 20/1880, in het geding tussen verzoekster en het college van burgemeester en wethouders van Lelystad en een verzoek om schadevergoeding ingediend
Bij uitspraak van 10 maart 2022, ECLI:NL:CRVB:2022:608, heeft de Raad de aangevallen uitspraak bevestigd en het verzoek om veroordeling tot vergoeding van schade afgewezen. Van deze uitspraak heeft verzoekster herziening verzocht.
Op 26 april 2022 heeft verzoekster verzocht om wraking van de rechters H. Lagas, J.T.H. Zimmerman en P.J. Stolk, die de uitspraak hebben gedaan.
Bij beslissing van 14 juni 2022, ECLI:NL:CRVB:2022:1471, heeft de Raad het verzoek om wraking afgewezen.
Verzoekster heeft door middel van brieven van 7 juli 2022, 11 juli 2022 en 17 juli 2022 klachten ingediend en vragen gesteld over de afhandeling van haar hogerberoepszaak, die bij de Raad is afgesloten met de uitspraak van 10 maart 2022 en waarvan zij nu herziening heeft gevraagd. In deze brieven zijn ook verzoeken opgenomen om wraking, opnieuw van H. Lagas, voorzitter van de meervoudige kamer die de uitspraak van 10 maart 2022 heeft gedaan, en van T. Avedissian, president van de Raad, die op eerdergenoemde klachten heeft beslist.
De verzoeken om wraking zijn voor afhandeling overgedragen aan de wrakingskamer.
Verzoekster heeft op 17 augustus 2022, 22 augustus 2022 en 30 september 2022 aandacht gevraagd voor de stukken die zij eerder heeft ingezonden. Daarbij heeft zij ook nadere stukken ingediend.

OVERWEGINGEN

1. Artikel 8:15 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) bepaalt dat op verzoek van een partij elk van de rechters die een zaak behandelen, kan worden gewraakt op grond van feiten en omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Blijkens de memorie van toelichting bij artikel 8:15 van de Awb is de strekking van het middel van wraking gelegen in het waken tegen inbreuken op de rechterlijke onpartijdigheid.
2.1.1.
Artikel 3, vierde lid, aanhef en onder b, van de Wrakings- en verschoningsregeling bestuursrechterlijke colleges 2022 (Stcrt. 2021, 48959; hierna Regeling) bepaalt dat de wrakingskamer zonder daartoe een zitting te houden kan beslissen een verzoek om wraking niet in behandeling te nemen, indien het is gedaan nadat in de hoofdzaak de einduitspraak openbaar is gemaakt.
2.1.2.
Artikel 3, vierde lid, aanhef en onder c, van de Regeling bepaalt dat de wrakingskamer zonder daartoe een zitting te houden kan beslissen een verzoek om wraking niet in behandeling te nemen, indien het geen betrekking heeft op een met de behandeling van de zaak belast lid van het college.
3.1.1.
De Raad heeft op 10 maart 2022 uitspraak gedaan op het hoger beroep van verzoekster en haar verzoek om schadevergoeding. De beslissing is die dag ook in het openbaar uitgesproken.
3.1.2.
Anders dan verzoekster naar voren heeft gebracht is er, zoals ook aan haar is meegedeeld in de beslissing op haar klacht van 11 augustus 2022, geen aanleiding te twijfelen aan de rechtsgeldigheid van de uitspraak van 10 maart 2022 op het hoger beroep. Voor het wrakingsverzoek ten aanzien van H. Lagas geldt daarom dat het, net als het verzoek dat heeft geleid tot de onder het procesverloop genoemde beslissing van 14 juni 2022, is ingediend nadat uitspraak is gedaan in de hoofdzaak.
3.2.
Voor het wrakingsverzoek ten aanzien van T. Avedissian geldt dat het geen betrekking heeft op een rechter die met de behandeling van de zaak van verzoekster is belast. De wrakingsregeling in de Awb biedt geen grondslag voor een wraking in een klachtenprocedure.
3.3.
Gelet op wat hiervoor is overwogen zal worden bepaald dat de wrakingsverzoeken niet in behandeling worden genomen.
4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bepaalt dat de verzoeken om wraking van H. Lagas en T. Avedissian niet in behandeling worden genomen.
Deze beslissing is gegeven door E. Dijt als voorzitter en T. Dompeling en S.B. SmitColenbrander als leden, in tegenwoordigheid van S.C. Scholten als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 24 oktober 2022.
(getekend) E. Dijt
(getekend) S.C. Scholten