ECLI:NL:CRVB:2022:2324
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Zorgtoeslag en bestuursrechtelijke premie: bevoegdheid CAK bij omleiding van zorgtoeslag
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 26 oktober 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Oost-Brabant. De appellant, die door zijn zorgverzekeraar als wanbetaler was aangemeld, had bezwaar gemaakt tegen een besluit van het CAK waarin werd bepaald dat zijn zorgtoeslag zou worden omgeleid naar het Centraal Justitieel Incassobureau (CJIB) ter voldoening van de bestuursrechtelijke premie. De appellant stelde dat hij uiteindelijk geen recht had op zorgtoeslag, omdat de Belastingdienst deze had teruggevorderd. Hij betoogde dat het CJIB de ontvangen zorgtoeslag moest terugbetalen aan de Belastingdienst.
De Raad overwoog dat de besluitvorming van het CAK in overeenstemming was met de Zorgverzekeringswet (Zvw). Artikel 18f, zesde lid van de Zvw geeft het CAK de bevoegdheid om zorgtoeslag rechtstreeks aan hen uit te betalen als tegemoetkoming in de bestuursrechtelijke premie. De Raad concludeerde dat het feit dat achteraf blijkt dat er geen recht op zorgtoeslag bestond, niet betekent dat het CAK niet bevoegd was om het besluit te nemen. De argumenten van de appellant werden niet als voldoende geacht om het bestreden besluit onrechtmatig te verklaren.
Uiteindelijk werd het hoger beroep van de appellant afgewezen en werd de eerdere uitspraak van de rechtbank bevestigd. Er werd geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling.