ECLI:NL:CRVB:2022:2323
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Boete opgelegd door CAK wegens niet tijdig afsluiten zorgverzekering
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 26 oktober 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Amsterdam. De appellant, die in deze zaak wordt vertegenwoordigd door een gemachtigde, heeft hoger beroep ingesteld tegen de beslissing van het CAK, dat hem een boete had opgelegd van € 402,24 omdat hij niet binnen de gestelde termijn van drie maanden na een aanmaning een zorgverzekering had afgesloten. De aanmaning werd op 14 juni 2019 verzonden, en de appellant heeft verzuimd om tijdig te reageren.
De Raad heeft vastgesteld dat het CAK voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat de aanmaning daadwerkelijk is bezorgd en dat de appellant niet heeft aangetoond dat hij niet als ingezetene kon worden aangemerkt in de periode waarin hij verzuimde een zorgverzekering af te sluiten. De appellant heeft aangevoerd dat hij vanwege een adresonderzoek van de gemeente niet in staat was om een zorgverzekering af te sluiten, maar de Raad oordeelt dat dit niet zijn verantwoordelijkheid wegneemt. De Raad benadrukt dat het de eigen verantwoordelijkheid van de appellant is om te zorgen voor een juiste adresregistratie en dat hij tijdig contact had moeten opnemen met de zorgverzekeraar en het CAK.
De Raad concludeert dat er geen reden is om te oordelen dat het CAK onterecht een boete heeft opgelegd. Het hoger beroep van de appellant wordt afgewezen en de eerdere uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd. De uitspraak is openbaar gedaan en ondertekend door de voorzitter en de griffier.