Uitspraak
21.3831 WIA
21 oktober 2021, 20/4369 (aangevallen uitspraak)
OVERWEGINGEN
.Appellant
handhaaft zijn standpunt dat hij daadwerkelijk heeft gewerkt en dat er dus geen sprake is van een gefingeerd dienstverband. Dat het dienstverband van appellant niet bekend is bij de Belastingdienst en dat er geen premies werknemersverzekeringen zijn afgedragen, is volgens appellant onvoldoende voor de conclusie dat geen sprake is geweest van een dienstbetrekking. Indien de werkgever van appellant vanuit diens eigen administratie mogelijk fouten heeft gemaakt, kan appellant daar niet aansprakelijk voor worden gehouden. Ter zitting van de Raad heeft appellant nader toegelicht dat het Uwv onvoldoende onderzoek heeft gedaan naar het al dan niet bestaan van een dienstbetrekking en dat het bestreden besluit ondeugdelijk is gemotiveerd. Daarbij is volgens appellant van belang dat het Uwv hem een ZW-uitkering heeft toegekend, wat betekent dat het Uwv destijds wel is uitgegaan van een dienstbetrekking. Doordat het Uwv zich nu op het standpunt stelt dat geen sprake is geweest van een dienstbetrekking, is het volgens appellant aan het Uwv om dit aannemelijk te maken. De enkele omstandigheid dat geen premies voor de werknemersverzekeringen zijn afgedragen, is hiervoor onvoldoende. Hoewel sprake is van een aanvraag, heeft het bestreden besluit alle uiterlijke kenmerken van een belastend besluit.
Dit betekent dat appellant aannemelijk moet maken dat hij werkzaam is geweest in een dienstbetrekking. Hieraan doet niet af, zoals appellant heeft gesteld, dat het Uwv aan appellant wel een ZW-uitkering heeft toegekend en hem destijds niet heeft tegengeworpen dat hij niet verzekerd is voor de werknemersverzekeringen.
BESLISSING
S. Slijkhuis als leden, in tegenwoordigheid van L. Winters als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 25 oktober 2022.