ECLI:NL:CRVB:2022:2182
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen de weigering van een WIA-uitkering op basis van arbeidsongeschiktheid
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 12 oktober 2022 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellante tegen de weigering van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) om haar een WIA-uitkering toe te kennen. Appellante, die als rijinstructrice en verzorgende IG heeft gewerkt, meldde zich ziek na een verkeersongeval in 2017. Het Uwv concludeerde dat zij met een arbeidsongeschiktheid van minder dan 35% niet in aanmerking kwam voor een WIA-uitkering. Appellante maakte bezwaar tegen dit besluit, maar het Uwv handhaafde zijn standpunt. De rechtbank Noord-Nederland verklaarde het beroep van appellante ongegrond, wat leidde tot het hoger beroep bij de Centrale Raad van Beroep.
Tijdens de zitting op 31 augustus 2022 heeft appellante, bijgestaan door haar advocaat, haar standpunt toegelicht. Het Uwv en de werkgever hebben hun standpunten verdedigd. Appellante voerde aan dat haar beperkingen door het Uwv zijn onderschat en overhandigde medische informatie ter ondersteuning van haar claim, waaronder rapporten van een neuroloog en een verzekeringsarts. De Raad oordeelde dat de medische beoordeling door het Uwv zorgvuldig was en dat de FML van 19 december 2018 voldoende rekening hield met de beperkingen van appellante.
De Raad concludeerde dat er geen aanleiding was om aan te nemen dat de beperkingen van appellante in de FML waren onderschat. De rechtbank had terecht geoordeeld dat het Uwv voldoende had gemotiveerd dat de geselecteerde functies medisch geschikt waren voor appellante. Het hoger beroep van appellante werd dan ook afgewezen en de aangevallen uitspraak werd bevestigd.