ECLI:NL:CRVB:2022:2163
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om herziening van eerdere uitspraak inzake WAO-uitkering
In deze zaak heeft verzoeker, die in het verleden in Nederland werkzaam is geweest, verzocht om herziening van een eerdere uitspraak van de Raad van 9 april 2021. Deze eerdere uitspraak betrof de afwijzing van zijn verzoek om een WAO-uitkering, omdat hij niet voldeed aan de vereisten voor arbeidsongeschiktheid. Verzoeker had zich in 1992 ziek gemeld en had in 1997 en 2015 eerder verzoeken tot herziening ingediend, die ook waren afgewezen. In zijn verzoek om herziening stelde verzoeker dat hij medische stukken had ingediend en dat zijn gezondheid was verslechterd, maar het Uwv had geen opmerkingen gemaakt over dit verzoek. De Centrale Raad van Beroep heeft in haar beoordeling vastgesteld dat verzoeker geen nieuwe feiten of omstandigheden heeft aangedragen die voldoen aan de voorwaarden voor herziening zoals gesteld in artikel 8:119 van de Algemene wet bestuursrecht. De Raad concludeert dat het verzoek om herziening moet worden afgewezen, omdat de gestelde feiten en omstandigheden niet nieuw zijn en verzoeker deze vóór de eerdere uitspraak bekend had kunnen zijn. De Raad heeft ook geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak is gedaan door J.S. van der Kolk, met E.X.R. Yi als griffier, en is openbaar uitgesproken op 19 oktober 2022.