ECLI:NL:CRVB:2022:2114

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
29 september 2022
Publicatiedatum
4 oktober 2022
Zaaknummer
19/3761 WMO15
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om uitbreiding van maatwerkvoorziening ondersteuning bij zelfstandig leven

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 29 september 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere beslissing van de rechtbank Overijssel. Appellante had een verzoek ingediend om uitbreiding van haar maatwerkvoorziening in de vorm van een persoonsgebonden budget (pgb) voor ondersteuning bij zelfstandig leven. Het college van burgemeester en wethouders van Enschede had dit verzoek afgewezen, met de motivatie dat de bestaande maatwerkvoorziening voldoende was om de gestelde doelen te bereiken en dat appellante gebruik kon maken van algemene voorzieningen en de Zorgverzekeringswet (Zvw).

De rechtbank heeft het beroep van appellante tegen deze afwijzing ongegrond verklaard, waarbij zij oordeelde dat het onderzoek van het college zorgvuldig was en dat de ondersteuningsbehoefte van appellante adequaat in kaart was gebracht. Appellante ging in hoger beroep en voerde aan dat het college het onderzoek niet zorgvuldig had uitgevoerd en dat zij vanwege haar medische en psychische klachten geen gebruik kon maken van de voorgestelde algemene voorzieningen.

De Centrale Raad van Beroep heeft de argumenten van appellante niet gevolgd. De Raad oordeelde dat het college voldoende onderzoek had gedaan en dat appellante niet met objectieve medische gegevens had aangetoond dat de ondersteuningsplannen een onjuist beeld gaven van haar situatie. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en wees het hoger beroep van appellante af.

Uitspraak

19 3761 WMO15

Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Overijssel van 22 juli 2019, 18/1414 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellante] te [woonplaats] (appellante)
het college van burgemeester en wethouders van Enschede (college)
Datum uitspraak: 29 september 2022

PROCESVERLOOP

Namens appellante heeft mr. R. Kaya, advocaat, hoger beroep ingesteld en een nader stuk ingediend.
Het college heeft een verweerschrift en nadere stukken ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 7 juli 2022. Namens appellante is mr. Kaya verschenen. Het college heeft zich laten vertegenwoordigen door M.P.M. Spoolder.

OVERWEGINGEN

1. De Raad gaat uit van de volgende feiten en omstandigheden.
1.1.
Bij besluit van 2 mei 2016 heeft het college op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo 2015) een maatwerkvoorziening ondersteuning bij zelfstandig leven aan appellante verstrekt, voor de periode van 1 mei 2016 tot en met 30 april 2018. De maatwerkvoorziening is er onder meer op gericht te voorkomen dat appellante in isolement raakt en te zorgen dat zij met minimale ondersteuning stabiel kan functioneren en kan participeren in de samenleving. Appellante ontvangt de maatwerkvoorziening in de vorm van een persoonsgebonden budget (pgb), waarmee zij twee tot vier uur per week ondersteuning inkoopt bij begeleidster [A.] van [onderneming B.].
1.2.
Appellante heeft in december 2016 een verzoek gedaan om uitbreiding van de maatwerkvoorziening ondersteuning bij zelfstandig leven. Naar aanleiding hiervan heeft het college onderzoek gedaan naar de situatie van appellante en twee ondersteuningsplannen opgesteld van 2 maart 2017 en 16 oktober 2017.
1.3.
Bij besluit van 12 april 2017, na bezwaar gehandhaafd bij besluit van 21 juni 2018 (bestreden besluit), heeft het college het verzoek om uitbreiding van de maatwerkvoorziening afgewezen onder verwijzing naar de ondersteuningsplannen van 2 maart 2017 en 16 oktober 2017. Het college heeft zich op het standpunt gesteld dat is gebleken dat appellante meer ondersteuning nodig heeft dan zij nu ontvangt. Deze ondersteuning kan echter worden ingevuld door een beroep te doen op de Zorgverzekeringswet (Zvw). Ook kan appellante gebruik maken van algemene voorzieningen voor hulpvragen op het gebied van boodschappen, maaltijden en het verlenen van gezelschap. Er is daarom geen aanleiding om de bestaande maatwerkvoorziening uit te breiden. De omvang van de bestaande maatwerkvoorziening ondersteuning bij zelfstandig leven is voldoende om de gestelde doelen te verwezenlijken.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. De rechtbank heeft overwogen dat het onderzoek van het college zorgvuldig en voldoende is geweest. Het college heeft de ondersteuningsbehoefte van appellante in kaart gebracht en onderzocht in hoeverre met voorliggende (algemene) voorzieningen in de benodigde hulp en ondersteuning kan worden voorzien en voor welk gedeelte nog een maatwerkvoorziening nodig is. Het college heeft voldoende gemotiveerd dat de boodschappenservice, de maaltijdservice en het maatjesproject passend en toereikend zijn voor appellante. Ook volgt de rechtbank het college dat appellante een beroep kan doen op de Zvw. Met de verstrekte maatwerkvoorziening ondersteuning bij zelfstandig leven wordt een passende bijdrage geleverd aan de zelfredzaamheid en participatie van appellante. Het college heeft de verzochte uitbreiding van de maatwerkvoorziening dan ook op goede gronden afgewezen.
3. Appellante heeft zich in hoger beroep tegen de aangevallen uitspraak gekeerd. Zij heeft, samengevat, aangevoerd dat het onderzoek van het college niet zorgvuldig is geweest. Het college heeft het stappenplan als bedoeld in de uitspraak van de Raad van 21 maart 2018 (ECLI:NL:CRVB:2018:819) niet gevolgd. Ook kan appellante vanwege haar medische en psychische klachten geen gebruik maken van de door het college voorgestelde algemene voorzieningen.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
De beroepsgrond dat het onderzoek van het college onvoldoende zorgvuldig is, slaagt niet. Zoals de rechtbank ook heeft overwogen, is in de ondersteuningsplannen van 2 maart 2017 en 16 oktober 2017 de hulpvraag van appellante onderzocht en is de omvang van de ondersteuningsbehoefte van appellante uitgebreid in kaart gebracht. Ook is per hulpvraag een tijdsindicatie en frequentie gegeven voor de ondersteuningsbehoefte van appellante. Verder is gemotiveerd in hoeverre gebruikmaking van de voorgestelde algemene voorzieningen leidt tot het verminderen van de beperkingen in de zelfredzaamheid en participatie en dat voor de resterende hulpvragen de verstrekte maatwerkvoorziening ondersteuning bij zelfstandig leven een passende bijdrage levert. Het college heeft hiermee een uitgebreid en als voldoende te beschouwen onderzoek uitgevoerd. Appellante heeft niet met (objectieve medische) gegevens of een contra-expertise aannemelijk gemaakt dat de ondersteuningsplannen een onjuist of onvolledig beeld geven van haar (medische) situatie. Dit geldt ook voor het standpunt van appellante dat zij geen gebruik kan maken van de door het college voorgestelde algemene voorzieningen. Er is geen aanleiding tot twijfel aan de inhoud en motivering van de ondersteuningsplannen en de conclusies die hierin zijn getrokken. Het college heeft het bestreden besluit dan ook mogen baseren op de ondersteuningsplannen en heeft het verzoek om uitbreiding van de maatwerkvoorziening mogen afwijzen.
4.2.
Uit wat in 4.1. is overwogen volgt dat het hoger beroep niet slaagt. De aangevallen uitspraak zal worden bevestigd.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door B.J. van de Griend als voorzitter en D.S. de Vries en A. van Gijzen als leden, in tegenwoordigheid van S.N. de Groot als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 29 september 2022.
(getekend) B.J. van de Griend
(getekend) S.N. de Groot