ECLI:NL:CRVB:2022:2085

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
29 september 2022
Publicatiedatum
3 oktober 2022
Zaaknummer
21/2259 WAJONG
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering Wajong-uitkering op basis van arbeidsvermogen en medische beoordeling

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 29 september 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de rechtbank Overijssel. De appellant, geboren in 1995, had een aanvraag ingediend voor een Wajong-uitkering, waarbij hij aangaf te lijden aan het foetaal alcoholsyndroom (FAS) en psychische kwetsbaarheden. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) heeft de aanvraag afgewezen op basis van de conclusie dat appellant over arbeidsvermogen beschikt. De rechtbank heeft deze afwijzing bevestigd, waarbij zij oordeelde dat appellant in staat was om minimaal vier uur per dag te werken, ondanks zijn psychische problemen.

De Raad heeft de argumenten van appellant in hoger beroep beoordeeld, waarin hij stelde dat zijn psychische problematiek niet goed was ingeschat en dat hij niet in staat was om zelfstandig taken uit te voeren. De Raad concludeerde echter dat de eerdere beoordelingen van de verzekeringsartsen en arbeidsdeskundigen voldoende onderbouwd waren. De Raad benadrukte dat de noodzaak van begeleiding en toezicht niet automatisch uitsluit dat iemand arbeidsvermogen heeft. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en het besluit van het Uwv om de Wajong-uitkering te weigeren, omdat appellant niet als jonggehandicapte kon worden aangemerkt.

De uitspraak benadrukt het belang van een gedegen medische en arbeidskundige beoordeling bij aanvragen voor uitkeringen en de criteria die gehanteerd worden om arbeidsvermogen vast te stellen. De Raad heeft de eerdere conclusies van de rechtbank en het Uwv onderschreven en het hoger beroep van appellant verworpen.

Uitspraak

21 2259 WAJONG

Datum uitspraak: 29 september 2022
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Overijssel van
21 mei 2021, 20/1168 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)

PROCESVERLOOP

Namens appellant heeft mr. H. Oldenhofte, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend. Appellant heeft nog een nader stuk ingezonden.
Onder toepassing van artikel 8:57, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is een onderzoek ter zitting achterwege gebleven, waarna de Raad het onderzoek met toepassing van artikel 8:57, derde lid, van de Awb heeft gesloten.

OVERWEGINGEN

1. Appellant, geboren op [geboortedatum] 1995, heeft met een door het Uwv op 15 april 2019 ontvangen formulier een aanvraag ingediend om uitkering op grond van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten (Wajong). Daarbij is vermeld dat appellant het foetaal alcoholsyndroom (FAS) heeft en psychosegevoelig en kwetsbaar is. Bij de aanvraag is een rapport van 24 april 2014 van het FAS-team van de Gelre ziekenhuizen gevoegd. Het Uwv heeft vervolgens een verzekeringsgeneeskundig en arbeidskundig onderzoek verricht. Bij besluit van 18 december 2019 heeft het Uwv de aanvraag afgewezen, omdat appellant arbeidsvermogen heeft. Bij besluit van 13 mei 2020 (bestreden besluit) heeft het Uwv het door appellant tegen het besluit van 18 december 2019 gemaakte bezwaar ongegrond verklaard. Aan het bestreden besluit liggen rapporten van een verzekeringsarts bezwaar en beroep en een arbeidsdeskundige bezwaar en beroep ten grondslag.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep van appellant tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. De rechtbank heeft geoordeeld dat het Uwv terecht heeft geconcludeerd dat appellant over arbeidsvermogen beschikt. Uit het gegeven dat appellant een vmbo-opleiding heeft afgerond en vlak na zijn achttiende verjaardag voor langere perioden 38 uur per week als montagemedewerker heeft gewerkt, blijkt volgens de verzekeringsartsen dat appellant voor minimaal vier uur per dag belastbaar was. Uit eigen onderzoek, de ernst van de aandoening van appellant en zijn arbeidsverleden is de verzekeringsartsen niet gebleken dat appellant niet één uur aaneengesloten belastbaar is. Naar het oordeel van de rechtbank is er geen reden om te twijfelen aan de conclusies van de verzekeringsartsen. De eerdere functie van appellant was een voltijdsfunctie, terwijl voor de beoordeling van het arbeidsvermogen een belastbaarheid van vier uur per dag mogelijk moet zijn. Het is bovendien niet vereist dat die vier uur aaneengesloten plaatsvinden op een dag. Bij de voorwaarde van een uur aangesloten werken gaat het er uitsluitend om dat niet vaker dan een keer per uur een substantiële onderbreking van het productieproces noodzakelijk is om de betrokkene bij te sturen als gevolg van beperkingen in aandacht, geheugen of stemming. Dat de betrokkene toezicht nodig heeft of vragen moet kunnen stellen, is voor deze voorwaarde niet relevant. Arbeidsvermogen is ook aanwezig als alleen begeleid werken nog mogelijk zou zijn. Uit de rapporten van Psyconsult-Twente en de Testpsycholoog uit 2019 blijkt niet dat appellant niet vier uur per dag belastbaar is of dat appellant vaker dan één keer per zodanig uur bijgestuurd moet worden dat het productieproces substantieel wordt onderbroken. Basale werknemersvaardigheden bestaan bijvoorbeeld uit het nakomen van afspraken met de werkgever en het kunnen begrijpen, onthouden en opvolgen van instructies. Voor basale werknemersvaardigheden is niet vereist dat de betrokkene volledig zelfstandig is. Ook als tijdelijke begeleiding, bijvoorbeeld door uitleg of het geven van instructies, nodig is, beschikt de betrokkene nog steeds over basale werknemersvaardigheden. De rechtbank is van oordeel dat de verzekeringsartsen en arbeidsdeskundigen overtuigend hebben gemotiveerd dat appellant beschikt over basale werknemersvaardigheden. De verzekeringsartsen hebben op basis van hun onderzoek geconcludeerd dat er geen medische redenen zijn om aan te nemen dat appellant niet over basale werknemersvaardigheden beschikt. Appellant heeft in het verleden ook bewezen in staat te zijn geweest een opleiding te volgen en langere periodes te werken. Uit het rapport van Psyconsult-Twente blijkt dat appellant zelf geen regie kan voeren, begeleiding nodig heeft en dat de hulp die geboden kan worden het bieden van duidelijke structuur, veiligheid en sociaal-emotionele ondersteuning is. Appellant is gebaat bij structuur en overzichtelijke situaties. Deze aspecten zijn door de arbeidsdeskundige meegewogen en daarbij is opgenomen dat appellant in een veilige vertrouwde omgeving zou moeten kunnen werken. De arbeidsdeskundige heeft geconcludeerd dat appellant over basale werknemersvaardigheden beschikt, omdat appellant onder de juiste omstandigheden in staat moet worden geacht opdrachten te begrijpen, te onthouden en uit te voeren. Dat geldt ook voor het maken en nakomen van afspraken met de werkgever. De arbeidsdeskundige heeft geconcludeerd dat appellant een taak kan uitvoeren in een arbeidsorganisatie, omdat hij in het verleden de functie van montagemedewerker heeft uitgevoerd en een taak minder omvangrijk is dan een hele functie. In de rapporten van Psyconsult-Twente en de Testpsycholoog staan geen aanknopingspunten voor twijfel aan deze conclusie.
3.1.
Appellant heeft in hoger beroep aangevoerd dat zijn psychische problematiek is onderschat en ten onrechte is geoordeeld dat hij arbeidsvermogen heeft. Vanwege de psychische problemen waarmee appellant te kampen heeft, is hij niet in staat zelfstandig voor langere tijd een taak uit te voeren. Hij behoeft voortdurend begeleiding en kan niet voor een uur een taak uitvoeren. Daar komt bij dat appellant niet beschikt over basale werknemersvaardigheden. Ter onderbouwing van zijn standpunt heeft appellant een rapport van 8 december 2021 van een psychologisch onderzoek ingezonden.
3.2.
Het Uwv heeft verzocht de aangevallen uitspraak te bevestigen.
4. De Raad oordeelt als volgt.
4.1.1.
Op grond van artikel 1a:1, eerste lid en onder a, van de Wajong is jonggehandicapte de ingezetene die op de dag waarop hij achttien jaar wordt als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling duurzaam geen mogelijkheden tot arbeidsparticipatie heeft.
4.1.2.
Op grond van artikel 1a, eerste lid, van het Schattingsbesluit arbeidsongeschiktheidswetten heeft de betrokkene geen mogelijkheden tot arbeidsparticipatie (arbeidsvermogen) als hij (a) geen taak kan uitvoeren in een arbeidsorganisatie, (b) niet over basale werknemersvaardigheden beschikt, (c) niet aaneengesloten kan werken gedurende ten minste een periode van een uur, of (d) niet ten minste vier uur per dag belastbaar is. Het Uwv moet dus beoordelen of een betrokkene voldoet aan (ten minste) een van deze vier genoemde voorwaarden. Is dat het geval, dan heeft de betrokkene geen arbeidsvermogen. Voor een meer algemene beschrijving van het beoordelingskader wordt verwezen naar de uitspraken van de Raad van 5 april 2018, ECLI:NL:CRVB:2018:1018 en 16 januari 2019, ECLI:NL:CRVB:2019:286.
4.2.
Wat appellant in hoger beroep tegen de aangevallen uitspraak heeft aangevoerd, is een herhaling van de gronden die hij al in beroep naar voren heeft gebracht. De rechtbank heeft die gronden afdoende besproken en heeft voldoende gemotiveerd waarom die gronden niet slagen. De overwegingen die aan het oordeel van de rechtbank ten grondslag liggen worden onderschreven.
4.3.
Het in hoger beroep ingebrachte psychologisch rapport van 8 december 2021 leidt niet tot een ander oordeel. Uit dit rapport blijkt dat ten opzichte van het eerdere psychologische onderzoek in 2019 een lichte verbetering bij appellant heeft plaatsgevonden. De psycholoog geeft aan dat appellant in ontwikkeling is maar hij zijn eigen emotionaliteit nog niet zelfstandig kan reguleren en hiervoor moet kunnen terugvallen op de nabijheid van begeleiding. Appellant is gebaat bij nabijheid en begeleiding om hem te helpen zijn problemen te structureren en daarmee het oplopen van psychische spanningen en het risico van psychotische decompensatie te voorkomen. Deze bevindingen van de psycholoog sluiten aan bij de informatie waarover de verzekeringsartsen en arbeidsdeskundigen van het Uwv bij hun beoordeling reeds beschikten en bieden geen aanknopingspunt voor het standpunt van appellant dat het Uwv zijn mogelijkheden tot arbeidsparticipatie onjuist heeft ingeschat. Onderkend is dat appellant aangewezen is op vaste, vertrouwde collega's/leidinggevenden, die in aanvang extra instrueren bij het inleren in werk, maar die ook proactief ondersteunen bij veranderingen en nieuwe situaties, zodat hij door kan werken en leert hoe hij zich zelfstandig tussen collega's kan handhaven. Vanwege zijn beperkingen in het omgaan met veranderingen en nieuwe dingen is appellant aangewezen op een hoge mate van voorspelbaarheid en vaste begeleiders/collega’s om op terug te vallen. De noodzaak van voortdurend toezicht en intensieve begeleiding, al dan niet in een beschutte werkomgeving, staat naar vaste rechtspraak niet in de weg aan het aannemen van arbeidsvermogen (zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Raad van 19 april 2022, ECLI:NL:CRVB:2022:898).
4.4.
Gelet 4.2 en 4.3 heeft de rechtbank terecht het Uwv gevolgd in zijn standpunt dat appellant beschikt over arbeidsvermogen en om die reden niet als jonggehandicapte is aan te merken. Het Uwv heeft terecht geweigerd aan appellant een Wajong-uitkering toe te kennen.
4.5.
De overwegingen in 4.2 tot en met 4.4 leiden tot de conclusie dat het hoger beroep niet slaagt en de aangevallen uitspraak moet worden bevestigd.
5. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door E.J.J.M. Weyers, in tegenwoordigheid van N.N. Gambier als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 29 september 2022.
(getekend) E.J.J.M. Weyers
(getekend) N.N. Gambier