ECLI:NL:CRVB:2022:2027

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
21 september 2022
Publicatiedatum
21 september 2022
Zaaknummer
21/2795 WAO
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om herziening van een eerdere uitspraak inzake WAO

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 21 september 2022 uitspraak gedaan op het verzoek om herziening van een eerdere uitspraak van de Raad van 24 juni 2021. Verzoeker, die in Frankrijk woont, had verzocht om herziening van de uitspraak waarbij zijn aanvraag voor heropening van de WAO-uitkering was afgewezen. De Raad had eerder geoordeeld dat de mate van arbeidsongeschiktheid van verzoeker minder dan 15% was. Verzoeker voerde aan dat hij ernstig ziek en gehandicapt was en dat er nieuwe medische documenten waren die zijn situatie zouden onderbouwen.

De Raad overwoog dat op grond van artikel 8:119 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) een onherroepelijke uitspraak alleen kan worden herzien op basis van feiten of omstandigheden die vóór de uitspraak hebben plaatsgevonden, niet bekend waren bij de indiener en die, indien ze eerder bekend waren geweest, tot een andere uitspraak zouden hebben geleid. De Raad concludeerde dat verzoeker geen nieuwe feiten of omstandigheden had aangevoerd die aan deze voorwaarden voldeden. De ingediende documenten waren ofwel niet nieuw of bevatten dezelfde informatie als eerder ingediende stukken.

Daarom werd het verzoek om herziening afgewezen. De Raad oordeelde dat er geen aanleiding was voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak werd gedaan door M. Schoneveld, in tegenwoordigheid van griffier K.M. Geerman, en werd openbaar uitgesproken op 21 september 2022.

Uitspraak

21.2795 WAO

Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het verzoek om herziening van de uitspraak van de Raad van 24 juni 2021, 19/3570 WAO
Partijen:
[verzoeker] te [woonplaats] , Frankrijk (verzoeker)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)
Datum uitspraak: 21 september 2022
PROCESVERLOOP
Verzoeker heeft verzocht om herziening van de uitspraak van de Raad van 24 juni 2021, 19/3570 WAO (ECLI:NL:CRVB:2021:1530).
Partijen hebben desgevraagd niet verklaard gebruik te willen maken van het recht om een zitting te worden gehoord, waarna het onderzoek is gesloten.

OVERWEGINGEN

1.1.
Bij besluit van 9 juli 2018, gehandhaafd bij beslissing op bezwaar van 11 oktober 2018, heeft het Uwv geweigerd om de uitkering van verzoeker op grond van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO) met ingang van 19 oktober 2015 te heropenen omdat de mate van zijn arbeidsongeschiktheid minder is dan 15%. Het daartegen gerichte beroep van verzoeker is door de rechtbank Amsterdam bij uitspraak van 2 augustus 2019, 18/6811, ongegrond verklaard. De Raad heeft deze uitspraak bij uitspraak van 24 juni 2021 bevestigd.
1.2.
Verzoeker heeft aan zijn verzoek om herziening ten grondslag gelegd dat hij ernstig ziek en gehandicapt is en dat alle documenten daarover in het dossier liggen. Aanvullend heeft verzoeker nog een aantal nieuwe documenten met medische gegevens ingezonden. Hij heeft de Raad verzocht nog eens naar het dossier te kijken.
2. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
2.1.
Op grond van artikel 8:119 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan de bestuursrechter op verzoek van een partij een onherroepelijk geworden uitspraak herzien op grond van feiten of omstandigheden die:
a. hebben plaatsgevonden vóór de uitspraak;
b. bij de indiener van het verzoekschrift vóór de uitspraak niet bekend waren en redelijkerwijs niet bekend konden zijn; en
c. waren zij bij de bestuursrechter eerder bekend geweest, tot een andere uitspraak zouden hebben kunnen leiden.
2.2.
Volgens vaste rechtspraak (zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Raad van 23 april 2014, ECLI:NL:CRVB:2014:1360) dient het bijzondere rechtsmiddel van herziening er niet toe om een hernieuwde discussie te voeren of om een discussie over de betreffende uitspraak te openen, maar om een rechterlijke uitspraak die berust op een naderhand onjuist gebleken feitelijk uitgangspunt te herstellen. In beginsel kunnen slechts aangelegenheden van feitelijke aard tot herziening leiden. Dit kan alleen indien is voldaan aan de strikte cumulatieve voorwaarden van artikel 8:119, eerste lid, van de Awb.
2.3.
In wat verzoeker naar voren heeft gebracht, bestaat geen reden om het verzoek om herziening toe te wijzen. Verzoeker heeft geen feiten of omstandigheden aangevoerd als bedoeld in artikel 8:119, eerste lid, van de Awb. Hij heeft verzocht om op basis van al bekende dan wel eerder door hem overgelegde informatie zijn zaak te heroverwegen.
De stukken die verzoeker bij zijn verzoek heeft overgelegd zijn of niet nieuw of deze bevatten dezelfde gegevens als al in het dossier bevindende medische stukken. De ingediende brieven bevatten dezelfde medicatie en diagnoses als in eerdere stukken, maar dan voorzien van een nieuwe datum van huisarts of specialist. Er zijn door verzoeker geen nieuwe inzichten over zijn gezondheidstoestand over de periode voor de uitspraak van 24 juni 2021 naar voren gebracht.
2.4.
Geconcludeerd moet worden dat het verzoek om herziening moet worden afgewezen.
3. Voor een veroordeling in de proceskosten is geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep wijst het verzoek om herziening af.
Deze uitspraak is gedaan door M. Schoneveld, in tegenwoordigheid van K.M. Geerman als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 21 september 2022.
(getekend) M. Schoneveld
(getekend) K.M. Geerman