ECLI:NL:CRVB:2021:1530
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van arbeidsongeschiktheid en heropening WAO-uitkering na verhuizing naar Frankrijk
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 24 juni 2021 uitspraak gedaan in het hoger beroep van een appellant die zijn WAO-uitkering wilde heropenen na verhuizing naar Frankrijk. De appellant, die in Nederland als magazijnmedewerker had gewerkt, had zich in 1998 ziek gemeld en ontving vanaf 1999 een WAO-uitkering. Na een schorsing van de uitkering in 2004 en een definitieve beëindiging in 2006, verzocht hij in 2015 om heropening van de uitkering. Het Uwv weigerde dit, omdat de mate van arbeidsongeschiktheid minder dan 15% was vastgesteld. De rechtbank Amsterdam had het beroep van de appellant tegen dit besluit ongegrond verklaard.
De Centrale Raad oordeelde dat het Uwv terecht de mate van arbeidsongeschiktheid op minder dan 15% had vastgesteld. De Raad benadrukte dat de beoordeling van arbeidsongeschiktheid in Nederland gebaseerd is op een verzekeringsgeneeskundig en arbeidskundig onderzoek, en dat de conclusies van de arts van het ‘Centre des Liaisons Européennes et Internationales de Sécurité Sociale’ niet doorslaggevend zijn. De Raad bevestigde dat de verzekeringsartsen van het Uwv zorgvuldig te werk waren gegaan en dat er geen aanwijzingen waren dat de geselecteerde functies niet geschikt waren voor de appellant.
De Raad concludeerde dat de appellant niet in aanmerking kwam voor heropening van de WAO-uitkering, omdat hij niet voldeed aan de criteria voor arbeidsongeschiktheid zoals vastgesteld in de Nederlandse wetgeving. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en er werd geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten.