ECLI:NL:CRVB:2022:2014
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om intrekking conversiebesluit en nieuw besluit inzake pensioenoverdracht
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 2 september 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Den Haag. De appellant, een voormalig militair, had verzocht om het conversiebesluit van 16 juli 2001 in te trekken, waarbij zijn pensioen was overgedragen van het Ministerie van Defensie naar het Algemeen Burgerlijk Pensioenfonds (ABP). De appellant stelde dat er fouten waren gemaakt bij deze overdracht en vroeg de minister van Defensie om deze te herstellen. De minister had echter geweigerd om het verzoek in behandeling te nemen, omdat er geen nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden waren aangevoerd die aanleiding gaven om het eerdere besluit te herzien.
De rechtbank had het beroep van de appellant tegen het besluit van de minister ongegrond verklaard, en de Centrale Raad van Beroep heeft deze uitspraak bevestigd. De Raad oordeelde dat de appellant geen nieuwe feiten of omstandigheden had aangedragen die relevant waren voor de beoordeling van het verzoek. De gronden die de appellant aanvoerde, waren feitelijk inhoudelijk en richtten zich tegen het in rechte vaststaande conversiebesluit, wat niet kon worden aangemerkt als nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
De Raad concludeerde dat het hoger beroep van de appellant niet slaagde en dat de minister op goede gronden had geweigerd om terug te komen op het conversiebesluit. Tevens werd opgemerkt dat de minister niet langer bevoegd is om beslissingen te nemen over pensioenberekeningen, aangezien dit een privaatrechtelijke aangelegenheid betreft. De uitspraak werd gedaan door rechter H. Lagas, met E.P.J.M. Claerhoudt als griffier.